Bekijk ons hele aanbod
Onderwijs
Gezondheidszorg
Juridisch
Management
Geschiedenis & Filosofie
Dit boek geeft uitgangspunten en concrete suggesties voor het begeleiden van effectieve leerprocessen. Met dit boeken kunnen begeleiders ervoor zorgdragen dat leertrajecten effectief zijn. Het in dit boek gepresenteerde model, de Interventiekaart, is toepasbaar als diagnose- en adviesmodel bij de ontwikkeling van effectieve leertrajecten. De Interventiekaart is ook te gebruiken als begeleidingsmodel tijdens leertrajecten en als richtingaanwijzer wanneer leertrajecten lijken te stagneren. Het boek sluit af met een beschouwing van begeleiding van leerprocessen als weg naar éducation permanente.
Dit boek richt zicht tot trainers, docenten, counselors, mentoren, opleiders, coaches, supervisoren, tutoren, mentoren, adviseurs, qualitymanagers, personeelsfunctionarissen, HRD- en HRM-consultants, inkopers van opleidingen, met andere woorden; alle professionals die betrokken zijn bij het begeleiden van leerprocessen.
1. Uitgangspunten
2. De Interventiekaart
3. Soorten interventies
4. Dialoog en gewoontepatronen
5. Leren te leren: het nooit eindigende verhaal
‘Het begeleiden van effectieve leerprocessen’ is de titel van een boek dat over ‘leren te leren’ gaat. Omdat medezeggenschapsorganen doorgaans op cursus gaan en via training hun functioneren willen verbeteren, zou het boek voor hen zeker interessant kunnen zijn. Maar voor ondernemingsraden is het vermoedelijk te specifiek, omdat het geschreven is voor mensen die beroepsmatig bezig zijn met leer- en veranderingsprocessen, denk aan trainers, docenten, opleiders en coaches. Wel is het model waar dit boek om draait voor de ondernemingsraad de moeite waard. Hieronder een poging om in het kort dit model te verduidelijken. Het model bestaat uit vijf fundamentele stappen die in bijgaand schema in de vorm van vragen zijn weergegeven, de zogeheten interventiekaart. De cliënt is degene die iets willen leren of veranderen. Dat kan een individu, groep of subgroep zijn. Bijvoorbeeld: de voorzitter van de or, de or of het dagelijkse bestuur van de or. Degene die helpt en faciliteert bij het leerproces, is de interventiekundige: de trainer, coach, cursusleider etc. De vijf hoofdvragen moeten worden beantwoord, maar van de volgorde die de pijlen aangeven mag worden afgeweken. Bij A. gaat het om wat de cliënt wil leren. Belangrijk is dat het gaat om iets dat de cliënt echt ‘wil’ of verlangt te leren en niet wat hij ‘moet’. Verder moet de leervraag of het leerdoel vallen binnen of aansluiten bij de eigen invloedsfeer. Bijvoorbeeld de leervraag ‘Hoe kunnen we een bijdrage leveren aan het beter functioneren van het bedrijf?’
Een van de uitgangspunten van Marjo Korrel, de auteur van dit boek, ligt aan B. ten grondslag, te weten: mensen weten en kunnen vaak meer dan zij beseffen of in de praktijk brengen. Daarom is vaak (voor de or) wel duidelijk wat de beste oplossing of de beste strategie is – de beleden strategie – maar lukt het niet deze in de praktijk te brengen. Anders gezegd: het probleem is niet dat we niet weten wat we moeten doen; het probleem is dat we niet doen wat we weten. Het antwoord op de leervraag: effectief gedrag kan worden geïnventariseerd door afstand te nemen, ontspanning, door concrete situaties te beoordelen en door het benutten van eigen wijsheid en gezond verstand. De interventiedeskundige helpt bij het verkennen van het effectieve gedrag. Als de in potentie aanwezige kennis, kunde en middelen zouden worden toegepast, is de leervraag overbodig geworden en zou het leerdoel zijn bereikt. Maar blijkbaar is dat niet het geval. De volgende stap (C.) is te kijken naar wat meestal gebeurt: de werkwijze, aanpak of opstelling (van de or) in de praktijk. Dus een inventarisatie van de gehanteerde strategie en het gedrag dat niet effectief blijkt te zijn. Aan D. liggen interessante vooronderstellingen ten grondslag. Het gaat om aannames en de waarde van weerstand. Aannames (van de or) zijn voorspellingen over de toekomst gebaseerd op ervaringen uit het verleden. Deze aannames bevattende waarden en overtuigingen (van de or). Deze waarden zeggen iets over de weerstand tegen veranderen (leren). Serieus onderzoek naar de waarde van de weerstand brengt angsten aan het licht. En feitelijk beveiligen deze angsten de werkelijke behoeften. Of dat klopt, valt te bezien, maar interessant is het wel om de ingrediënten van weerstand te expliciteren: weerstand niet beschouwen als lastig maar als bron van belangrijke waarden. Veel voorkomende angsten en de behoeften die daar achtersteken, zijn respectievelijk: Falen/Succes, Conflict/Harmonie, Isolement/Erbij horen, Verlies/Behoud, Schuld/Verantwoordelijkheid. Dus angstgedrag toont iets, een behoefte die blijkbaar beveiligd moet worden. De kunst is de angst in beeld te brengen en er achter te komen welke behoefte daarachter verscholen gaat. E., het zogeheten creatieproces, kan nu worden vastgesteld: wat is nodig om te leren en de leerdoelen te halen tijdens de cursus en daarna. Dat laatste is actueel omdat veel ondernemingsraden eenmaal thuisgekomen slechts een deel van de goede voornemens realiseren.
Verder worden in het boek uitgebreide voorbeelden en verschillende interventies beschreven.
Eind 2003 verscheen dit boek ‘Over interventiekunde, de waarde van weerstand en de Interventiekaart als wegwijzer”, zoals de ondertitel luidt. In dit boek ontvouwt Marjo Korrel (die onlangs nog een studiedag voor de VNGN vulde, zie Voorgrond nummer 58) vanuit jarenlange ervaring als trainer en coach haar visie op leren – effectief leren wel te verstaan - en hoe je dat als interventiekundige kunt faciliteren.
Het boek hoort thuis in de categorie coaching, training, (personeels)management, organisatieleren en heeft uit dien hoofde met een verzadigde, zo niet overvoerde markt te maken. In de beschrijving van de doelgroep toont de achterflap zich dan ook niet bescheiden: alle mogelijke ‘change agents’, ieder die ook maar iets met begeleiding van leer- en veranderingsprocessen van doen heeft, moge zich aangesproken weten. Als er iets is wat ik op het boek tegen heb, dan is het dat. Dat het voor die heel brede doelgroep geschreven is en in de inleiding en ook wel hier en daar in het taalgebruik zo adaptief is aan de gebruikelijke managementstijl. Maar misschien is dat een vorm van creatieve aanpassing aan een omgeving die nogal stijlvast is en ben ik enkel bezig mijn weerstand tegen die stijl op het boek van Marjo te projecteren. Want eigenlijk is het gewoon een heel goed en praktisch boek, dat zich uitstekend laat combineren met de gestalttheoretische benadering van veranderingsprocessen.
Een leergang
Ten behoeve van mijn nog vrij nieuwe functie als docent beroepsvorming aan een theologische faculteit ging ik vorig jaar op zoek naar een vorm van bijscholing, die mij zou helpen om mijn therapeutische vaardigheden ook in te zetten voor studentbegeleiding bij hun praktijkleren en het daaraan gekoppelde integratieproces van persoon en beroep. Ik zou eerder coach moeten zijn dan therapeut, en dat is wel een andere rol. Die omschakeling zorgde voor enige rol-onzekerheid en bovendien leek het me zinvol meer te leren op het gebied van groepsbegeleiding. Wat doe je dan? Inderdaad, dan zoek je via internet naar mogelijke, bij de behoefte aansluitende, cursussen. Van de meeste werd ik niet warm: behalve dat allerlei bekwaamheden mij aangereikt zouden worden als waren het warme broodjes, kreeg ik ook de indruk dat ik een heel nieuwe methode zou moeten leren en daar had ik geen zin in.
Al zoekende kwam ik ook op de website van Deïnthe terecht, waar een leergang ‘Coachen van leerprocessen’ aangeboden werd. Wat mij aansprak was de werkwijze: experiëntieel leren, met gebruikmaking van principes uit o.a. Gestalt en Veldtheorie. Prachtig toch, voor een gestaltist. Ongeveer terzelfder tijd maakte ik kennis met het gedachtegoed van Chris Argyris over singleloop en double-loop leren. In de toelichting op de leergang coaching was een vergelijkbare benadering herkenbaar: leren als symptoombestrijding voorkomen, weerstand benutten, mensen leren te leren en hun zelfsturing en verantwoordelijkheid vergroten! Het intakegesprek met Marjo Korrel bevestigde mijn vermoeden dat het hier niet zou gaan om het aanleren van nieuwe technieken, wat voor mij enkelslag leren zou betekenen. Maar dat deze leergang zich zou richten op inzichtniveau (dubbelslag leren) en principeniveau (drieslag leren). Dit alles vanuit de vraag: hoe komt het dat je als ervaren begeleider de dingen die je weet niet (effectief) kunt toepassen? Dit was wat ik zocht: niet alleen kijken naar ‘mijn’ studenten en wat ik in hun leerproces kan betekenen en verbeteren, maar via mijn eigen double-loop (of zelfs triple-loop) leerproces gaan inzien hoe ik het (leer)proces van anderen kan bevorderen. Voor mij betekent dat effectief leren coachen, in de dubbele betekenis van het woord: leren als coach en het leren (van anderen) coachen. En het is precies deze benadering die niet alleen de leergang, maar ook het boek kenmerkt en die de achtergrond vormt waartegen de interventiekaart is ontstaan.
Een helder model
Behalve haar persoonlijke bezieling is de Interventiekaart (steeds met een hoofdletter!) het typisch eigene dat Marjo Korrel toevoegt aan het collectief ‘coaching’. Zij beschouwt de Interventiekaart, zowel als een diagnose- en adviesmodel, toepasbaar bij intakegesprekken en bij de ontwikkeling van leertrajecten. Als een begeleidingsmodel en richtingwijzer, ingeval het leerproces van cliënten lijkt te stagneren. Daarmee heeft zij niet te veel gezegd. De Interventiekaart blijkt inderdaad een concreet en bruikbaar begeleidingsmodel, dat alle voor een leer- of veranderingsproces wezenlijke, elementen langs gaat. Van de leervraag (wat wil je echt), naar de kennis (wat heb je daarvoor nodig, wat weet je al, over welke middelen beschik je of kun je beschikken), naar het huidige gedrag (wat doe je, hoewel je dit kunt en weet, feitelijk). Argyris benoemt dat als het verschil tussen de beleden theorie en de feitelijk gehanteerde theorie. Wanneer die beide in kaart zijn gebracht, ontstaat als vanzelf de noodzaak én behoefte om te kijken naar dat wat belemmert en je nodig hebt om te veranderen. Anders gezegd: welke aanname(s) beïnvloedt(en) je gedrag en wat beveilig je met die aanname(s)? De ‘resistance’ wordt tot ‘assistance’ gemaakt door de aannames te bekijken op zowel de achterliggende angst als de daaraan gekoppelde behoefte. De laatste stap in het model richt zich op het creëren van hulpbronnen, die de angst serieus nemen en tegelijk de mogelijkheid tot verandering bevorderen.
Zakmes
Wat valt er nog meer te zeggen over dit inspirerende en praktische boek? Het hoofdstukje ‘Soorten interventies’ biedt in een schema en met voorbeelden een handig overzicht over de verschillende procesinterventies binnen een groep. Zoals een Zwitsers zakmes de kampeerder in allerlei (on)voorziene situaties uit de problemen helpt, zo is het hier aangereikte schema met voorbeelden een handig stuk gereedschap in handen van de groepscoach.
De vele en duidelijke voorbeelden uit de praktijk fungeren als plaatjes bij de theorie en maken het boek levendig. Er zit in de voorbeelden en vergelijkingen ook vaak iets humoristisch, getuigend van een scherp oog voor het dikwijls paradoxale aan veranderen en van een gezond vermogen tot zelfrelativering.
Het heeft al met al ook iets bemoedigends: interventiekunde, het faciliteren van leren, is te leren. En je weet immers dat, paradoxaal genoeg, het steeds weer de lastige momenten zijn waaraan het meeste te leren valt, ook voor jezelf als coach. Zo blijft niet onvermeld dat Argyris met onderzoek aangetoond heeft dat juist trainers, coaches en adviseurs op dat punt het meest hardleers zijn. En dat is misschien wel mooi ook: het blijft dan een uitdaging om juist daar je werk van te maken.
Voor wie het nog niet begrepen mocht hebben: ik vind het boek een aanrader voor ieder die op enigerlei wijze als interventiekundige werkzaam is met (groepen van) mensen. Misschien is de tekst op de achterflap dan toch niet zo slecht…
Riek van Haeringen (Riek van Haeringen is theoloog en gestalttherapeut en voor een deel van haar tijd werkzaam als docent beroepsvorming aan de Theologische Universiteit in Kampen).
“Wanneer het zelflerend vermogen van mensen optimaal wordt aangesproken, kunnen mensen ‘leren te leren’ en met hoofd, hart en handen ervaren dat het mogelijk is om te veranderen met zin.” In haar boek ‘Het begeleiden van effectieve leerprocessen’ behandelt Marjo Korrel helder en diepgaand belangrijke vragen van eenieder die zich bezighoudt met leer- en veranderingsprocessen, zoals; “Hoe kan ik symptoombestrijding voorkomen en zo snel mogelijk achterhalen wat de leervragen zijn waar het écht om gaat?” en “Hoe bevorder ik dat deelnemers tijdens de leersituatie ‘leren te leren’ en het vermogen ontwikkelen om dit ook in andere situaties in de toekomst te kunnen toepassen?”
Want…“ wat is toch de reden dat mensen in bepaalde, voor hen spanningsvolle situaties feilloos en zeer consequent hetzelfde niet effectieve gedrag inzetten? Wat maakt dat mensen trefzeker en steeds weer opnieuw dezelfde fouten blijven maken, hoewel zij iets anders weten, kunnen en willen?”
In haar boek beschrijft Marjo Korrel hoe je dit bewustwordingsproces kunt faciliteren door het als het ware te ‘ontschuldigen’ (‘het is vaak al confronterend genoeg om zo duidelijk het verschil te zien tussen wat men weet en kan en wat men daadwerkelijk doet’): liefdevol, met respect en zonder afkeuring. Ook beschrijft ze het belang om tijdens het leerproces het achterliggende waardensysteem, de overtuigingen en aannames, te toetsen en te verruimen en de functie van de weerstand in dit proces te benutten. In die zogenaamde weerstand, zo geeft zij aan, ligt in feite de kiem om werkelijk te kunnen veranderen.
Dit boek is geen simpele hapklare brok. Om erin te komen moet je als lezer over een aantal drempels stappen. Marjo Korrel schrijft zeer compact en haar zinsbouw vind ik niet altijd vlot toegankelijk. Achter deze drempels ligt echter een schat verborgen, zowel voor de begeleiding van individuen als voor de begeleiding van groepsprocessen.
De door haar ontwikkelde Interventiekaart blijkt een overzichtelijk model om de werkelijke oorzaken van weerstanden en symptoombestrijding in leerprocessen op te sporen en hanteerbaar te maken. Dit model is tegelijkertijd een snel inzetbaar instrument om met commitment van ‘de klant’ leervragen op het juiste niveau te begeleiden en een effectief onderscheid te maken tussen enkel-, dubbel- en drieslag leren. Daarmee sluit Marjo Korrel aan bij auteurs als Argyris, Schein en Senge. Waar zij inzichten geven in het ‘zeer bekwame onvermogen’ van mensen en de strategieën die trainees hanteren om ‘niet te doen, wat zij allang weten dat zij zouden moeten doen’, bouwt Marjo Korrel voort. In haar boek koppelt zij belangrijke principes vanuit o.a. Coaching, Veldtheorie en Action Learning aan de leerpraktijk van alledag. De voorbeelden die zij ter illustratie geeft, zullen voor vele ‘interventiekundigen’ heel herkenbaar zijn. Tegelijkertijd geeft zij met deze voorbeelden ook alternatieve handvatten voor mogelijke interventies. Daarmee levert zij een boeiende bijdrage aan de ontwikkeling van een methodisch én heel praktisch kader voor het werken met het zelflerend vermogen van individuen en organisaties. Nel Voermans is mede-oprichter van Therefore Conflictbemiddeling. Zij is mediator, trainer en coach. www.therefore.nl, tel. (024)3882814.
Je hebt een zakelijk account nodig om dit product te kunnen bestellen. Je bent nu ingelogd met het e-mailadres: .
Wil je dit e-mailadres gebruiken voor je zakelijk account?
Ander e-mailadres gebruiken voor zakelijk account Huidig e-mailadres gebruiken voor zakelijk account