Vier dingen over referentieniveaus die je moet weten
Wat zijn referentieniveaus nu precies? Waarom werkt het onderwijs ermee? Wat merk jij als leerkracht nu en volgend schooljaar van referentieniveaus? Vervolgens kijken we naar de toepassing van referentieniveaus. We leggen je uit op welke manier je de referentieniveaus kunt gebruiken in je onderwijs en hoe je je leerlingen naar het gewenste referentieniveau toe kan laten groeien.
1. Wat zijn referentieniveaus en waarom werken we ermee?
De referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen geven aan wat leerlingen moeten kennen en kunnen. Referentieniveaus zijn geïntroduceerd om het niveau van taal en rekenen te verhogen en om drempels weg te nemen tussen verschillende onderwijssoorten. Alle referentieniveaus samen heten het referentiekader voor taal en rekenen. Het referentiekader is een doorlopende leerlijn die van het primair onderwijs tot het beroepsonderwijs loopt.
Fundamenteel niveau en streefniveau
Binnen het referentiekader zijn er fundamentele niveaus en streefniveaus. Het fundamentele niveau is het niveau dat zoveel mogelijk leerlingen moeten beheersen op bepaalde momenten in hun schoolloopbaan. Het streefniveau is voor leerlingen die meer aankunnen. In het primair onderwijs heb je te maken met de fundamentele niveaus 1F en 2F en het streefniveau 1S.
Domeinen voor taal en rekenen
In het referentiekader worden alle referentieniveaus voor verschillende domeinen en subdomeinen van taal en rekenen beschreven. Voor taal zijn er de volgende domeinen:
- Mondelinge taalvaardigheid
- Leesvaardigheid
- Schrijfvaardigheid
- Begrippenlijst en taalverzorging
Rekenen kent ook vier domeinen:
- Getallen
- Verhoudingen
- Meten en Meetkunde
- Verbanden
2. Wat merk je als leerkracht van referentieniveaus?
De kans is groot dat je als leerkracht vooral met referentieniveaus in aanraking komt als je in de bovenbouw werkt. Referentieniveaus worden nu veel gebruikt om na te gaan hoeveel leerlingen aan het eind van de basisschool op niveau 1F zitten en hoeveel op 1S/2F. Je komt referentieniveaus vooral tegen in de resultaten van je methode-onafhankelijke toetsen en je eindtoets. In de meeste lesmethoden zijn de referentieniveaus nog niet verwerkt, hoewel er steeds meer methodes bij komen die het geïntegreerd hebben.
Leerlingen over meerdere schooljaren volgen op referentieniveau is op dit moment nog minder gebruikelijk, maar daar komt vanaf komend schooljaar waarschijnlijk verandering in. Dan wordt het nieuwe onderwijsresultatenmodel ingevoerd: een nieuwe manier om de kwaliteit van scholen te beoordelen. De inspectie gaat daarbij de gemiddelde referentieniveaus voor taal en rekenen als meeteenheid gebruiken. In een apart artikel gaan we in op wat dit nieuwe onderwijsresultatenmodel precies inhoudt. Kort samengevat moeten alle scholen straks zorgen dat aan het eind van groep 8 minimaal 85% van de leerlingen op 1F zit. Daarnaast wordt voor elke school een percentage berekend voor het aantal leerlingen dat 1S/2F-niveau moet hebben, op basis van de schoolweging. De schoolweging is een nieuwe manier om de verwachte onderwijsprestaties te meten. Deze weging houdt naast het opleidingsniveau van ouders ook rekening met andere factoren zoals het land van herkomst en verblijfsduur in Nederland.
3. Hoe kom je erachter op welk referentieniveau een leerling zit?
Alle leerlingvolgsysteemtoetsen geven informatie over referentieniveaus. Dit is je beste bron om te achterhalen waar je leerlingen zitten qua referentieniveau. Veel LVS-toetsen geven vanaf groep 6 de referentieniveaus weer, omdat er voor die tijd nog weinig over te zeggen valt. Tot groep 6 zal het merendeel van de leerlingen bij LVS-toetsen de uitslag ‘op weg naar 1F’ krijgen.
Hieronder zie je een voorbeeld van een deel van een rapportage van de Boom LVS-toets Rekenen-Wiskunde. Je ziet hier een overzicht van de behaalde vaardigheidsscores van een leerling in groep 7. In de grafiek staan twee horizontale lijnen, voor de referentieniveaus 1F en 1S/2F.
4. Wat kun je doen om een leerling naar 1F of 1S/2F te krijgen?
Referentieniveaus zijn algemene eindniveaus voor de belangrijkste gebieden van het onderwijs: taal en rekenen. Wanneer je als school goed onderwijs geeft, zorg je er automatisch voor dat de referentieniveaus worden gehaald. Je kunt de referentieniveaus dus zien als een middel om te beoordelen hoe goed je onderwijs is. Mocht je toch willen gaan sturen op referentieniveaus, dan kun je dit als volgt aanpakken.
Kijk in groep 7 naar de percentages 1F en 1S/2F
Wil je er als school voor zorgen dat je leerlingen aan het eind van de basisschool minimaal 1F-niveau bereiken en een deel van hen 2F of 1S bereikt? Kijk dan halverwege groep 7 hoe je leerlingen ervoor staan. Hoeveel leerlingen in je groep halen 1F en hoeveel 1S/2F? En komen deze aantallen overeen met de verwachting die je hebt van wat je leerlingen kunnen bereiken? Wanneer je niet op schema loopt, kijk dan naar de leerlingen die het verst van 1F af zitten en de leerlingen die net onder 1S/2F zitten. Vergelijk de toetsuitslagen van Rekenen-Wiskunde, Begrijpend Lezen en Spelling voor deze leerlingen. Waar wringt de schoen, en waar moet je dus met elke leerling aan gaan werken? Hoe meer je een leerling vooruit helpt, hoe dichter hij of zij bij het gewenste referentieniveau komt.
Analyseer welke domeinen meer aandacht nodig hebben
Soms kan het prettig zijn om gericht te werk te gaan. De referentieniveaus hebben vier domeinen voor taal en vier domeinen voor rekenen, elk met subdomeinen. Deze onderwerpen corresponderen met de lesstof en dus met de inhoud van methode-onafhankelijke toetsen. Je kunt de verdiepende analyse van die toetsen gebruiken om dieper in te gaan op de onderwerpen waar een leerling achterloopt. Zo kun je bij de Boom LVS-toetsen van Rekenen-Wiskunde, Begrijpend Lezen en Spelling per domein en subdomein steeds zien hoe de leerling heeft gescoord. Met die informatie kun je vervolgens gaan oefenen.
Je hebt nu een goed beeld van wat referentieniveaus zijn en hoe jij ze in je onderwijs kunt gebruiken om het meeste uit je leerlingen te halen. De referentieniveaus worden een steeds belangrijker middel om de kwaliteit van onderwijs te meten. Dit betekent niet dat er ineens op een andere manier onderwijs moet worden gegeven of dat het leerprogramma drastisch zal veranderen. In de goede didactische methoden zit alles om je leerlingen naar de gewenste referentieniveaus brengen.