Zo laat je toetsscores in je voordeel werken
Alle toetsscores uitgelegd
Als je weleens een toetsrapportage in je handen hebt gehad, herken je misschien het gevoel van verwarring dat zich meester van je maakt als je al die scores bij elkaar ziet. Hoe zat het ook alweer met die percentielen? Betekent een A-niveau hetzelfde als een I-niveau? Hoe moet je de vaardigheidsscore-grafiek lezen? Laten we bij het begin beginnen en de meest voorkomende scores een voor een langsgaan.
Scores die leerlingen vergelijken met een landelijk gemiddelde
Percentielscores en A-E- en I-V-niveaus zijn scores waarbij het niveau van de leerling vergeleken wordt met het gemiddelde niveau van een landelijke normgroep.
Percentielscore
De schaal van percentielen loopt van 1 tot 100. Het 58e percentiel, hierboven afgebeeld, is een getal dat aangeeft dat 58% van de landelijke normgroep een lagere score heeft en 42% een hogere of gelijke score. Percentielen geven een nauwkeurigere indeling dan de niveaus I-V en A-E.
Niveau A-E
De scores van de niveau-indeling A-E zijn verdeeld in vijf ongelijke delen, waarbij A de hoogste en E de laagste score is. De niveaus A, B en C staan elk voor 25% van de scores. Niveau D bevat 15% van de scores en de 10% laagste scores vallen in niveau E.
Niveau I-V
In tegenstelling tot A-E is de indeling I-V symmetrisch opgebouwd en heeft het als voordeel dat er een gemiddelde groep is. Elk niveau beslaat 20% van de scores, waarbij I de hoogste en V de laagste score is. Steeds meer scholen zijn de afgelopen jaren overgegaan van A-E naar I-V.
Scores die leerlingen vergelijken met zichzelf
DLE
Met het Didactische Leeftijdsequivalent (DLE) kun je beoordelen of een leerling ‘op schema’ ligt in zijn of haar ontwikkeling. Het DLE is een score die de de prestaties van een leerling verbindt aan het aantal onderwijsmaanden dat hij heeft gevolgd vanaf groep 3. Een schooljaar bestaat uit tien maanden onderwijstijd. Dit betekent dat er in het primair onderwijsin totaal zestig onderwijsmaanden zijn. De DLE-score laat zien of het niveau van de leerling in lijn is met het niveau dat je zou mogen verwachten op basis van het aantal onderwijsmaanden dat de leerling heeft gevolgd. DLE-scores zijn over verschillende toetsen (bijvoorbeeld Begrijpend Lezen en Rekenen-Wiskunde) heen met elkaar te vergelijken.
Vaardigheidsscore
Een andere manier om de ontwikkeling van een leerling in kaart te brengen is de vaardigheidsscore. Een leerling krijgt elke keer dat hij of zij een toets binnen hetzelfde vakgebied maakt een vaardigheidsscore. Die scores geven samen weer hoe de leerling zich ontwikkelt. In de grafiek hieronder zijn de vaardigheidsscores als zwarte blokjes weergegeven. De zwarte lijn is het gemiddelde van alle leerlingen in de normgroep. De leerling in dit voorbeeld presteerde in de eerste vier toetsen duidelijk onder het gemiddelde, maar heeft bij de laatste toets een sprong gemaakt. De leerling is dus wel gegroeid ten opzichte van zichzelf. In tegenstelling tot DLE-scores kun je vaardigheidsscores van toetsen over verschillende vakgebieden niet met elkaar vergelijken.
Andere belangrijke scores
Referentieniveaus
De referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen geven aan wat leerlingen moeten kennen en kunnen. In het basisonderwijs heb je te maken met het fundamentele niveau 1F en de streefniveaus 2F (voor taal) en 1S (voor rekenen). Zoveel mogelijk leerlingen moeten aan het eind van de basisschool niveau 1F hebben. De streefniveaus zijn voor leerlingen die meer aankunnen. Er zijn drie uitslagen mogelijk: ‘Op weg naar 1F’, 1F en 2F (taal) of 1S (rekenen). De meeste leerlingvolgsystemen rapporteren vanaf groep 6 over de referentieniveaus, omdat er voor die tijd nog weinig over te zeggen valt. Tot groep 6 zal het merendeel van de leerlingen bij LVS-toetsen namelijk de uitslag ‘op weg naar 1F’ krijgen.
Lees ook ‘Vier dingen over referentieniveaus die je moet weten’
Functioneringsniveau
Functioneringsniveaus zijn nauw gekoppeld aan vaardigheidsscores. Deze niveaus geven aan met welke gemiddelde leerling de vaardigheid van de getoetste leerling te vergelijken is. Functioneringsniveau worden alleen gerapporteerd bij LVS-toetsen van Cito.
Welk leerlingvolgsysteem werkt met welke scores?
Niet alle scores die we hierboven hebben besproken worden gebruikt in alle leerlingvolgsystemen. We hebben daarom een overzicht gemaakt van de scores die elk LVS gebruikt.
Wat doe je met welke toetsscore?
Als je een toets hebt afgenomen en verwerkt, levert dat een hele verzameling scores op. Breekt het zweet je al uit bij de gedachte dat je al die scores moet interpreteren? Dat is niet nodig: om zinnige uitspraken te doen over de voortgang van je leerlingen, heb je niet alle scores nodig. Door slim om te gaan met je toetsscores bespaar je jezelf tijd en krijg je de informatie die echt iets toevoegt.
Weet wat je meet: toetsscores gebruiken waarvoor ze bedoeld zijn
Gebruikt jouw school al jaren dezelfde scores, en vraag je je af waarom daar eigenlijk voor is gekozen? Of heb je juist de vrijheid om helemaal zelf te bepalen met welke toetsscores je werkt, en vind je het lastig om die keuze te maken? Wat je situatie ook is, ga eerst eens na wat je doelen zijn. Je kunt toetsuitslagen immers voor verschillende doeleinden inzetten. Het onderscheid tussen summatief en formatief toetsen helpt om dit duidelijk te maken.
- Summatief toetsen doe je om te bepalen of leerlingen een specifiek onderdeel, leerjaar of onderwijssoort kunnen afsluiten. Om hierover een oordeel te kunnen vormen, wordt de leerprestatie van een leerling met een normgroep vergeleken.
- Formatief toetsen is een middel om het leerproces van een leerling te verbeteren. De leerkracht kan door formatief te toetsen het onderwijs beter afstemmen op de leerling. Bij formatief toetsen wordt de leerprestatie van een leerling met zijn of haar eigen prestaties in het verleden vergeleken.
Niet alle toetsscores lenen zich voor alle doeleinden. Hieronder zie je welke toetsscores je kunt gebruiken voor een aantal veel voorkomende doelen.
Ontwikkelingsniveau vaststellen van individuele leerlingen en groepen
Basisscholen zijn verplicht om het ontwikkelingsniveau van hun leerlingen voor taal en rekenen bij te houden. Het gaat hier om de leerprestaties ten opzichte van het landelijk gemiddelde. Om dit ontwikkelingsniveau in beeld te krijgen, kun je de volgende toetsscores gebruiken: de percentielscore, de niveaus A-E of I-V en het referentieniveau. Deze toetsscores kun je zowel op individueel niveau als op groepsniveau gebruiken. Daarbij ben je niet gebonden aan hele klassen: bij veel LVS-toetsen kun je scores van leerlingen flexibel clusteren. Zo kun je bijvoorbeeld leerlingen die over- of onderpresteren makkelijk met elkaar vergelijken.
Ontwikkeling volgen van individuele leerling
Als je meer inzicht wil in de individuele ontwikkeling van een leerling, vergelijk je de leerling niet met een landelijk gemiddelde, maar met eerder behaalde toetsresultaten van die leerling. Met deze manier van werken kun je zien waar de schoen wringt en of de leerling extra begeleiding of juist meer uitdaging nodig heeft. De scores die je kunt gebruiken om de ontwikkeling van de leerling te volgen zijn DLE-scores en vaardigheidsscores.
Verwachting van de ontwikkeling formuleren
Sommige scholen willen niet alleen weten wat een leerling al heeft geleerd, maar willen ook een uitspraak doen over hoe de leerling mogelijk gaat presteren. Zij stellen daarvoor een ontwikkelingsperspectief op. Wanneer de werkelijke prestaties niet overeenkomen met de verwachting, kan de school bijsturen en passende ondersteuning geven. DLE-scores en vaardigheidsscores lenen zich goed voor het opstellen van een ontwikkelingsperspectief.
Werken met leerrendement
Het leerrendement geeft met een percentage aan hoe snel of langzaam een leerling zich ontwikkelt. Je vindt het leerrendement terug in leerlingadministratiesystemen zoals ParnasSys. Maar wist je dat je het leerrendement eenvoudig zelf berekent? Je hebt hiervoor alleen een DLE-score nodig. De rekensom is: DLE/DL*100. Heb je bijvoorbeeld een leerling in september groep 6, dan heeft deze een didactische leeftijd van 30. Heeft de leerling een DLE-score van 24 gehaald, dan is het leerrendement 24/30*100 = 80%. Deze leerling ontwikkelt zich dus 20% langzamer dan je zou mogen verwachten op basis van het aantal onderwijsmaanden. Voor leerlingen met een eigen leerlijn kun je het leerrendement gebruiken om een ontwikkelingsperspectief op te stellen met vaardigheidsscores. Hiervoor vermenigvuldig je het leerrendement met de te verwachten vaardigheidsscore.
Veel voorkomende misvattingen over toetsscores
Mythes over toetsscores zijn er in overvloed. Maar wat is feit en wat is fictie? We ontkrachten drie veelvoorkomende misvattingen.
Misvatting 1: bij elke toets moet een leerling een hogere score halen
Er wordt wel eens gedacht dat scores van opeenvolgende toetsen steeds hoger moeten worden. Maar dit is alleen waar voor bepaalde toetsscores. Hier geldt ook weer een onderscheid tussen scores die de leerling vergelijken met een landelijk gemiddelde en scores die de leerling vergelijken met zijn of haar eerdere prestaties. Alleen bij die laatste categorie mag je verwachten dat een leerling bij elke toets een hogere score haalt (al hoeft dit niet altijd zo te zijn). Het gaat hier om DLE-scores en vaardigheidsscores. Voor percentielscores en de niveau-indelingen A-E en I-V gaat dit niet op. Het is heel gebruikelijk dat een leerling de hele basisschool lang op een niveauscore van bijvoorbeeld III blijft.
Misvatting 2: niveaus A-E en I-V zijn inwisselbaar
De niveau-indelingen A-E en I-V worden vaak in een adem genoemd. Daardoor ontstaat soms verwarring over hoe de twee soorten scores zich tot elkaar verhouden. Het is belangrijk om te beseffen dat de schalen niet inwisselbaar zijn. De schaal I-V bestaat uit vijf gelijke niveaus (elk niveau staat voor 20%), maar de schaal A-E is asymmetrisch. Dit wordt duidelijk in onderstaande afbeelding. Een leerling die een V-score heeft gehaald, zit dus niet per definitie in de E-categorie van de A-E-schaal.
Misvatting 3: de DLE-score zegt iets over welke leerstof een leerling aankan
Stel: een leerling in begin groep 7 met een didactische leeftijd van 41 heeft een DLE van 50 gehaald. Vaak wordt er gedacht dat dit betekent dat deze leerling de leerstof van groep 8 aankan. Zo kun je een dergelijke score niet interpreteren, want de leerling heeft alle tussenliggende lesstof nooit aangeboden gekregen. Je kunt deze score als volgt lezen: deze leerling maakt de toets van groep 7 zoals een leerling in groep 8 dezelfde toets zou maken. De leerling loopt dus voor. Hoe handel je bij zo’n leerling? Maak eerst een analyse: welke onderdelen gaan goed en welke gaan minder goed. Bied de lesstof vervolgens versneld aan tot de leerling op het punt komt dat hij of zij een normaal tempo bereikt. En besteed zo nodig wat extra aandacht aan de onderdelen waar de leerling meer moeite mee heeft.
Bewuster werken met toetsscores
Toetsresultaten zijn geen doel op zich, al kan dat misschien weleens zo lijken. De gegevens die je uit een toets haalt vertellen een verhaal over je leerlingen en over het onderwijs dat je geeft. Wanneer je begrijpt wat de verschillende toetsscores betekenen, hoe ze van elkaar verschillen en waar je ze voor kunt gebruiken, kun je bewuster bepalen met welke scores je werkt in elke situatie. Dit maakt het werken met toetsen makkelijker en leuker, je leerlingen hebben er baat bij en het helpt je ook in de communicatie naar ouders toe. Als je grip hebt op toetsscores, worden toetsen weer het hulpmiddel dat ze horen te zijn.