Parrhesia ten tijde van smartwatches, sportscholen en superfoods
Als je aan Michel Foucault denkt, is ‘macht’ vaak het eerste woord dat in je opkomt. De mens wordt gecontroleerd, gedisciplineerd, gestuurd en bepaald op verschillende niveaus. Het is niet alleen de overheid die ons stuurt, maar ook grote bedrijven en zelfs het gezin waarin we opgroeien zorgen ervoor dat we vanuit een bepaald structuur naar onszelf en de wereld kijken.
Dat dit dynamische netwerk van machtsrelaties altijd en overal aanwezig en aan het werk is, heeft Foucault in detail laten zien. In de jaren zestig van de vorige eeuw begon hij zijn onderzoek met de ontwikkeling van de geneeskunde in De geboorte van de kliniek. In de jaren zeventig volgde een analyse over de veranderingen van het westerse strafrechtelijk systeem in Discipline, toezicht en straf: de geboorte van de gevangenis. Tegen het eind van zijn leven in de jaren tachtig schreef hij De geschiedenis van de seksualiteit. In dit (onvoltooide) drieluik staan opnieuw deze machtspraktijken centraal, maar verandert Foucault ook zijn aandacht richting het beschrijven van een bestaansethiek.
Spinnenweb
Het laat zien dat Foucault zich in de loop van de jaren steeds meer in de vorming van het subject binnen dit dichte netwerk van machtsrelaties is gaan interesseren. Hij merkte op dat de mens niet alleen gedwongen wordt in de negatieve zin van het woord, maar zelf ook de macht heeft om verandering tot stand te brengen en daarmee zichzelf en anderen te bepalen. Dit is macht in de positieve of constructieve zin van het woord. Precies zoals uit zijn eerdere analyses al bleek, zijn machtsrelaties als een spinnenweb waarin draden van macht met elkaar verbonden zijn en in allerlei richtingen werken.
We herkennen dit goed binnen de ons welbekende hiërarchische structuur waarin macht van boven naar beneden of top-down, maar ook bottom-up werkt. Niet alleen de overheid en haar regelgeving bepaalt hoe wij ons moeten gedragen, maar wijzelf als individuen spelen net zo een rol in hoe wij ons eigen leven en de samenleving willen vormgeven. Volgens dit beeld van het spinnenweb werkt macht natuurlijk ook van links naar rechts, van voor naar achter en beiden weer terug.
Macht en geneeskunde
Laten we deze gedachtegang proberen te concretiseren aan de hand van een voorbeeld: het ontstaan en de ontwikkeling van de westerse geneeskunde. Volgens Foucault ontstond met het vroege begin van deze wetenschappelijke discipline ook hier een dynamisch spinnenweb van machtsrelaties. Tijdens haar ontwikkeling gaf zij zowel ruimte aan grote overheid-gestuurde regelgeving, invloed vanuit de bedrijfswereld als aan individuele beslissingen.
In de Geboorte van de kliniek merkt Foucault op dat de klassieke geneeskunde, toen deze ontstond in de 18e eeuw, vooral in het teken stond van het bestrijden van ziektes, de zogenaamde nosologie. De dokter had de kennis en macht om ziek geworden mensen weer gezond te maken. Met de ontwikkeling van de moderne geneeskunde kwam de kennis van de pathologische anatomie en was de mens voor het eerst in staat om over zichzelf als een object van medische kennis te spreken. De westerse geneeskunde als wetenschappelijke discipline was nu niet alleen meer gericht op de bestrijding van ziektes, maar ook op de optimalisatie van het menselijk lichaam om gezond te blijven.
Gezond op macro- en microniveau
Dit ‘gezond blijven en houden’ gebeurt op allerlei manieren: we krijgen voorlichting over hygiëne, zijn verplicht onze woning aan bepaalde gezondheidsnormen te laten voldoen (denk aan het verbod op asbest in de bouw en de plicht tot de vernietiging ervan), betalen veel belasting over ongezonde producten zoals sigaretten en kunnen inmiddels een hogere zorgpremie betalen als het blijkt dat we ons ongezond gedragen (omdat wij bijvoorbeeld die dure sigaretten kopen). Inderdaad, dit zijn geen adviezen of verplichtingen die we van de dokter krijgen, maar regelgevende en controlerende machten die zich op macroniveau afspelen: de overheid heeft hier veelal bepaald hoe wij ons als burgers behoren te gedragen.
Maar ook op microniveau zien we de macht van het ‘gezond houden’: we gespen massaal smartwatches om onze polsen die aangeven wat onze hartslag is, hoeveel stappen we nog moeten zetten om ons dagelijkse doel te halen en hoeveel calorieën we vandaag al hebben gegeten. We gaan massaal naar sportscholen om gedisciplineerd aan onze conditie te werken. Ook de steeds meer gangbaar geworden Total Body Scan of Prescan die (potentiële) ziektes voortijdig signaleren zijn hiervan een voorbeeld. Om nog maar te zwijgen over alle diëten en voedingsgoeroes die ons overtuigen dan weer geen vet, suiker of koolhydraten meer te eten om gezond te blijven en langer te leven.
Negatief of positief?
Natuurlijk, het zal voor niemand een verrassing zijn dat mensen graag gezond en lang leven. Niemand is voor ziekte en vroegtijdige dood. Dat deze maatregelen en nieuwe ontwikkelingen op technologisch vlak een langer en gezonder leven nu mogelijk maken is alleen maar een voordeel zullen velen zeggen. Maar waar komen onze opvattingen over gezondheid in ons dagelijks leven nu eigenlijk vandaan? Worden ze ons slechts ingegeven van bovenaf of zijn zij het resultaat van onze eigen individuele ideeën en wensen? Met andere woorden: hebben we het hier nog steeds over macht in de negatieve zin van het woord waarmee onze gedachten worden ingegeven of opgedrongen door disciplinerende structuren buiten onszelf? Of spreken we hier van positieve en constructieve macht waarmee wij als individuen eigen beslissingen nemen en autonoom handelen als antwoord op deze disciplinering?
Volgens Foucault worden mensen tot subject gevormd door grofweg twee dingen: normen en onze eigen ethos of bestaansethiek. Aan sommige gezondheidsregels, de sociaal-maatschappelijke normen, moeten wij ons domweg houden. Maar bepaalde waarden over gezondheid internaliseren we tot een bepaalde ethiek van het leven, een bestaansethiek. Hierbij zien wij bepaalde maatschappelijke opvattingen over gezondheid als onze eigen, persoonlijke opvattingen over hoe je een goed (gezond) leven moet leiden. Samen vormen deze twee elementen, normen en ethos, ons dus tot subjecten die denken en handelen binnen een bepaald maatschappelijk kader.
Als we met deze blik naar onze smartwatches kijken, blijft er weinig over van het autonome individu dat we dachten te zijn. Terugkijkend op de superfoods in mijn ontbijt vanochtend en het goede, zelfvoldane gevoel bij dit ‘gezonde’ gedrag, blijken er opeens niet veel authentieke ideeën of vrije beweging aan ten grondslag te liggen. Het lijkt er eerder op dat ik mij totaal heb ingelaten met een ingegeven opvatting over gezondheid. Op een breder niveau dan alleen gezondheid gezien, lijkt op een soortgelijke manier ons idee van ‘het goede leven’ ons te worden ingegeven door sociaal-maatschappelijke denkkaders waarin zij ontstaat.
Vrijuit spreken
Is het dan zo dat wij steeds maar slachtoffer zijn van allerlei machtsverhoudingen zonder daar iets aan te kunnen doen of enige invloed uit te oefenen?
Foucault zou zeggen van niet. Mensen zijn nu eenmaal onderdeel van het dynamische machtsnetwerk en hebben dus ook de macht om eigen opvattingen te formuleren en verandering tot stand te brengen. Vrijheid in de vorm van formuleren is iets dat Foucault heel letterlijk heeft genomen: hij ziet vrijuit spreken als de manier om individuele macht uit te oefenen. Hij verwijst daarvoor naar een term uit de retorica in de tijd van het oude Griekenland (4e en 5e eeuw voor Christus). In een lezing aan de Universiteit van Californië in Berkeley (1983) spreekt Foucault over parrhesia, dat letterlijk ‘alles zeggen’ en ‘vrijuit spreken’ betekent. De term impliceert niet alleen vrijheid van spreken, maar ook de plicht om de waarheid te spreken voor het gemeenschappelijk goed, ook al liep je daarbij het risico op veroordeling en terechtstelling.
Positieve en constructieve macht door als individu vrijuit te spreken. Maar wat betekent dit precies in de praktijk? Bij de oude Grieken veranderde de betekenis van het begrip parrhesia door de tijd heen. Allereerst stond het met name voor de moed om anderen de waarheid te vertellen. In de loop van de tijd veranderde de betekenis van parrhesia naar een meer persoonlijke houding: het werd de moed om de waarheid te vertellen over jezelf en voor jezelf. Opvallend is dat de term een combinatie van vrijheid en verplichting toont: vrijuit spreken is een individuele en authentieke wijze van macht uitoefenen, maar moet ook als plicht voor de gemeenschap worden uitgevoerd. In het oude Griekenland was het een belangrijk onderdeel van ieders individuele bestaansethiek en een instrument om het ‘goede’ of ‘juiste’ leven te kunnen leven. Parrhesia wordt daarmee een persoonlijke eigenschap van een ethische houding. Een deugd waarmee wij ons leven vormgeven.
In de Oudgriekse tijd was deze activiteit voornamelijk onderdeel van goed burgerschap: de democratie heeft baat bij tegenspraak van onderaf. De spreker, parrhesiastes genoemd, toont moed door in een bepaalde sociale situatie een waarheid te vertellen die niet altijd gewild is. Hij loopt het risico opgepakt te worden, publiekelijk aan de schandpaal te worden genageld of – in een iets mildere situatie – te worden uitgelachen. De parrhesiastes spreekt namelijk altijd vanuit een minder machtige positie dan haar gesprekspartner en stelt de gevestigde orde ter discussie. Hij spreekt als authentiek individu tegen de gegeven macht in.
Individu voor democratie
In de 21e eeuw is parrhesia niet alleen, maar wel veel meer gericht op het individu zelf in plaats van de democratie. Hoe wil ik als persoon mijn leven vormgeven en welke waarheid wil ik daarvoor als leidraad of gids aannemen? Deze manier van leven wordt ook wel levenskunst genoemd (Foucault noemde het “the art of existence”, naar het Griekse “techne tou biou”) en van onderaf spreken bestaat hierbij voornamelijk uit een zelf-reflectieve en kritische houding tegenover je eigen opvattingen en trends of dominante denkkaders.
Hoe zou de ware parrhesiastes zich uitspreken over de smartwatches, prescans, sportscholen en superfoods? Vrijuit spreken bestaat vandaag de dag eerder voor een waarachtige houding ten opzichte van jezelf en de wereld om je heen. Gaan we mee in de heersende trend van gezondheid of zien we redenen om al deze ideeën en idealen te verwerpen en ons eigen pad te bewandelen?
De waarheid zal ergens in het midden liggen. Noodzakelijkerwijs krijgen wij met sociaal-maatschappelijke denkkaders en algemeen geaccepteerde opvattingen over bijvoorbeeld gezondheid te maken. Maar het is aan ons als individu deze denkkaders te bevragen en ook tegen te spreken. Handel je naar een gezondheidsbeeld dat je is ingegeven zonder daar een kritische noot bij te (durven) zetten? Stel wat vaker je eigen opvattingen en die van anderen ter discussie. Durf als een ware parrhesiastes vrijuit te spreken, te bevragen, een discussie aan te gaan en te handelen naar een nieuw denkkader.