Gratis whitepaper DSM-5: Sociale-angststoornis
De aandoening die in de DSM-IV bekendstond als de sociale fobie heeft in de vijfde editie van het Handboek voor de classificatie van psychische stoornissen (de DSM-5®) de nieuwe naam sociale-angststoornis gekregen. Deze wijziging weerspiegelt een nieuwe, bredere opvatting van deze stoornis in een verscheidenheid van sociale situaties.
In het verleden werd de classificatie sociale fobie voornamelijk toegekend wanneer iemand zich extreem ongemakkelijk voelde of extreem angstig was als hij of zij in het bijzijn van anderen een prestatie moest leveren (plankenkoorts). Uit onderzoek is inmiddels gebleken dat deze definitie te beperkt is. Aan de hand van de DSM-5 kan sociale angst worden gediagnosticeerd op grond van iemands reacties in een verscheidenheid van sociale situaties. Een voorbeeld is iemand die zo slecht op zijn gemak is bij het gaande houden van een gesprek dat hij hierdoor niet in staat is om te praten met anderen en in het bijzonder onbekenden. Een ander voorbeeld is een vrouw die angst heeft om geobserveerd te worden en daardoor niet uit eten kan gaan, omdat ze vreest dat ze bekeken wordt terwijl ze eet en drinkt.
Wijzigingen in de diagnostische criteria
De sociale-angststoornis houdt meer in dan alleen verlegenheid en kan behoorlijk invaliderend zijn. Voor de diagnose moet de angst of vrees, afgezet tegen de werkelijke situatie, buiten proportie zijn – in frequentie en/of duur. De symptomen moeten zes maanden of langer duren. In de DSM-IV was die tijdsduur alleen vereist voor kinderen; in de DSM-5 geldt dit criterium ook voor volwassenen. Door deze minimumperiode met symptomen neemt de kans af dat iemand die voorbijgaande of tijdelijke angst ervaart deze classificatie krijgt toegekend.
Om de classificatie sociale-angststoornis toegekend te krijgen, moet er sprake zijn van significante lijdensdruk of beperkingen die de betrokkene belemmeren in de dagelijkse routine in sociale settings, op het werk, op school of tijdens andere dagelijkse activiteiten. Anders dan in de DSM-IV, waarin wordt vereist dat de betrokkene het inzicht heeft dat zijn of haar reactie excessief of onredelijk is, wordt in de DSM-5-criteria het oordeel daarover bij de clinicus gelegd.
'Er is sprake van significante lijdensdruk of beperkingen die de betrokkene belemmeren in de dagelijkse routine in sociale settings, op het werk, op school of tijdens andere dagelijkse activiteiten.'
De clinicus zal verder ook moeten bepalen of de reactie van de betrokkene misschien kan worden verklaard door andere oorzaken, zoals een meer gegeneraliseerde angst of een bijwerking van een geneesmiddel. Als de betrokkene een somatische aandoening heeft – de ziekte van Parkinson of obesitas bijvoorbeeld – dan moet de angst of vrees niet samenhangen met die andere aandoening of buiten proportie zijn vergeleken met wat bij die aandoening kan worden verwacht.
Classificatie bij kinderen
Een aantal wijzigingen in de criteria is specifiek voor kinderen en bedoeld als beschrijving van de sociale-angststoornis op jeugdige leeftijd. In de lijst van de DSM-IV staan ernstig, langdurig huilen of driftbuien, lichamelijk immobiel worden, of terugdeinzen van andere mensen. In de DSM-5 zijn hier nog twee gedragingen aan toegevoegd: extreem vastklampen en in sociale situaties niet in staat zijn tot spreken. Alle zes deze gedragingen kunnen optreden als reactie op mensen die het
kind kent of op onbekenden.
DSM-5
De DSM is het handboek voor clinici en onderzoekers bij de classificatie van psychische stoornissen. De American Psychiatric Association (APA) heeft in 2013 de DSM-5 uitgebracht na een revisieproces van 14 jaar.
© 2013 American Psychiatric Association. Nederlandse vertaling: Boom uitgevers Amsterdam. Dit whitepaper is vrij te gebruiken voor niet-commerciële doeleinden. Voor commercieel gebruik dient u contact op te nemen met Boom uitgevers Amsterdam, info@boompsychologie.nl of (020) 524 45 14.
Dit whitepaper is vertaald door Hilde Merkus (MediaMerkus B.V.)
Met dank aan prof. dr. Michiel W. Hengeveld.