De Leeswoordenlijst: werken aan een goede woordenschat
Woorden leren
Om meer woorden te leren is input van cruciaal belang: als je nooit met nieuwe woorden in aanraking komt, zul je ook geen nieuwe woorden bijleren. Daarom is het belangrijk om na te denken welke input we aan onze leerlingen geven. Dat begint natuurlijk al thuis: leerlingen die opgroeien in een omgeving waar gesprekken aan tafel plaatsvinden, waar liedjes gezongen worden en verhalen verteld en waar een leescultuur heerst, hebben vaker een grotere woordenschat dan leerlingen waar deze input ontbreekt. Het belang van kwalitatieve en kwantitatieve input kan dus niet onderschat worden. Ook op school speelt dit een belangrijke rol: wij bepalen immers hoeveel en welke teksten we voorlezen of laten lezen. Hoe beter de kwaliteiten van de tekst, hoe meer kansen leerlingen hebben om nieuwe woorden op te pikken uit de context. Goes kunnen lezen en begrijpen van teksten draagt dus in grote mate bij aan de woordenschatontwikkeling van leerlingen. Naast het zelf kunnen oppikken van nieuwe woorden uit betekenisvolle en rijke contexten kan ook een expliciete instructie van de leerkracht bijdragen aan het vergroten van de woordenschat van leerlingen. Ook is het van belang dat de leerkracht kiest voor woorden die bijdragen aan een beter leesbegrip.
Mondelinge Taal en Schriftelijke Taal
De talige input die leerlingen krijgen totdat ze zelfstandig kunnen lezen is in grote mate gebaseerd op mondelinge communicatie. Valt er veel taal thuis en op school, dan leren kinderen meer woorden dan wanneer er een minder taalrijke omgeving is. Deze mondelinge taal verschilt op wezenlijke vlakken van schriftelijke taal: In schriftelijke taal komen abstractere woorden voor en woorden die je eigenlijk maar weinig hoort in mondelinge communicatie: een leerkracht zal eerder zeggen 'schrijf maar op in je werkboek' dan 'noteer maar in je werkboek' of 'leg eens uit waarom je dat vindt' dan 'verklaar eens waarom je dat vindt' Toch zijn woorden als noteren en verklaren belangrijke woorden voor leerlingen om te beheersen, omdat deze woorden wel in teksten (en ook in toetsinstructies) voorkomen.
Drie lagen woorden
We maken een onderscheid tussen drie lagen woorden.
Laag 1: bevat woorden die alledaags voorkomen en vooral voorkomen in het mondelinge domein.
Laag 2: staan woorden die passen bij schriftelijk taalgebruik, maat die niet specfiek bij een thema of vakgebied horen. Noteren en verklaren vallen dus in deze laag.
Laag 3: staan woorden die juist wel horen bij een specifiek thema, vakgebied of domein.
Samengevat: Er zijn algemene woorden, schooltaalwoorden en vaktaalwoorden. Leerkrachten zijn geneigd langer stil te staan bij vaktaalwoorden dan bij schooltaalwoorden. Om ervoor te zorgen dat alle kinderen goed mee kunnen doen op school is het belangrijk om ook die woorden expliciet aan te bieden.
Werken
Werken aan het vergroten van de woordkennis uit Laag 3 gebeurt structureel op school bij de verschillende vakken. Leerlingen lezen en horen teksten over diverse onderwerpen en leren de woorden die bij die onderwerpen horen. In die teksten staan echter ook algemene leeswoorden, ook wel algemene schooltaalwoorden genoemd, die vaak niet tot de leststof behoren. Deze algemene leeswoorden zijn echter van groot belang om tot diep tekstbegrip te komen en dat vraagt soms ook om expliciete instructie. Leerkrachten zijn zich echter niet altijd bewust van het bestaan van deze groep woorden.
De Leeswoordenlijst helpt bij het vergroten van dat bewustzijn en tegelijkertijd is het kant-en-klaar materiaal dat meteen in de les kan worden ingezet. Het is ontwikkeld om leerkrachten te ondersteunen bij het aandacht geven aan deze groep woorden. Door een kort moment van expliciete instructie te koppelen aan veelvuldige herhaling in verschillende betekenisvolle contexten gedurende de rest van de week, zullen leerlingen deze woorden leren. Juist die betekenisvolle contexten waarin deze woorden dan terugkomen, zorgen voor verankering in het brein. Alle 400 woorden uit de Leeswoordenlijst zijn zorgvuldig geselecteerd en verwerkt tot een doorgaande lijn van groep 4 tot en met groep 8.
De Leeswoordenlijst is een aanvulling op de woordenschatdidactiek van de leerkracht, en tegelijkertijd een gestructureerde verzekering dat leerlingen ook een sprong maken in het vergroten van hun algemene leeswoordenschat.