3DM Dyscalculie: cruciaal onderdeel van het differentiaal diagnostisch onderzoek naar dyscalculie
Anniek Vaessen
Om goed te leren rekenen is het essentieel dat kinderen een aantal basale getalverwerkingsvaardigheden onder de knie hebben. Zo moet een kind een basisconcept hebben van wat hoeveelheden inhouden, en welk cijfer of welk getalwoord daarbij past. Dus drie appels en drie peren zijn allebei 'drie' en worden gerepresenteerd door het cijfer '3'. Daarnaast moet het kind een gevoel hebben van de verhouding tussen hoeveelheden: 4 is meer dan 3, en het getal 10 en het getal 20 liggen op een getallenlijn even ver van elkaar vandaan als het getal 30 en 40. Dit getalbegrip is van groot belang om basis rekenprocedures zoals optellen en aftrekken te ontwikkelen, die vervolgens weer ten grondslag liggen aan meer complexe rekenvaardigheden.
Automatisering van getalverwerkingsvaardigheden essentieel voor de rekenontwikkeling
Kinderen met dyscalculie hebben met deze basale getalverwerkingsvaardigheden grote moeite. Zij hebben onvoldoende inzicht in de verhoudingen tussen hoeveelheden en de koppeling tussen hoeveelheden en cijfers/getalwoorden (bijvoorbeeld Butterworth, 1999, 2010; Landerl & Kölle, 2004, 2013; Price & Ansari, 2013). Bovendien verloopt de automatisering van deze kennis traag. Juist de automatisering van dergelijke basale getalverwerkingsvaardigheden is van groot belang voor de verdere rekenontwikkeling (zie ook Milikowski, 2012).
Een kind dat niet meteen weet welke hoeveelheid bij een bepaald cijfer hoort, of niet een automatisch inzicht heeft in hoe getallen zich tot elkaar verhouden, gebruikt bij het uitrekenen van sommen telkens weer een langzame, tellende strategie, wat fouten in de hand werkt en de automatisering van eenvoudige sommen danig in de weg zit. Vandaar dat het heel belangrijk is dat bij een onderzoek naar rekenvaardigheden bij kinderen met rekenproblemen zowel de nauwkeurigheid als de automatisering van basis getalverwerkingsvaardigheden getest worden.
'Een kind met minder inzicht in hoe getallen zich tot elkaar verhouden gebruikt telkens weer een langzame, tellende strategie bij het uitrekenen van sommen.'
Wat meet 3DM Dyscalculie?
3DM Dyscalculie bevat naast basale rekentesten (optellen, aftrekken, vermenigvuldigen) ook verschillende getalverwerkingstaken waarbij naast nauwkeurigheid de snelheid van verwerking heel secuur gemeten wordt.
Zo wordt de vaardigheid om de grootte van hoeveelheden in te schatten en te vergelijken gemeten, evenals de vaardigheid om hoeveelheden snel en accuraat te tellen. Daarnaast wordt gekeken of kinderen in staat zijn een getal op een getallenlijn te plaatsen en wordt de kennis van getalvolgorde getest. Alle taken zijn bovendien zo ontwikkeld dat ze aansluiten bij de laatste wetenschappelijke inzichten over de relatie tussen getalverwerkingsvaardigheden en leren rekenen. Daarnaast worden de resultaten op de reken- en getalverwerkingsvaardigheden samengevat in één maat, de Cognitieve Reken-index (CR-index). Uit het validatie-onderzoek kwam naar voren dat 80-90% van de kinderen met dyscalculie uitval vertoonden op deze CR-index, wat de conclusie van eerdere onderzoeken onderschrijft dat dyscalculie een probleem is met getalbegrip en basale rekenprocedures.
Diagnostisch onderzoek: is er sprake van dyscalculie?
Het is goed te beseffen dat een kind problemen met meer complexe rekenvaardigheden kan hebben zonder dat er sprake is van problemen met getalbegrip. Er kunnen allerlei oorzaken zijn van rekenproblemen en slechts een deel van deze kinderen zal dyscalculie hebben (ongeveer 10% van de Nederlandse schoolpopulatie heeft rekenproblemen, maar internationale studies schatten de prevalentie van dyscalculie op 3-6%; Shalev et al, 2000). Omdat kinderen met verschillende problematiek mogelijk ook andersoortige aanpak behoeven is het heel belangrijk dat een uitgebreid (differentiaal) diagnostisch onderzoek plaatsvindt om dat onderscheid te kunnen maken.
Een compleet beeld
Het testen van de beheersing van basis rekenprocedures en getalverwerkingsvaardigheden is bij zo’n diagnostisch onderzoek een cruciaal onderdeel. Daarnaast is het essentieel dat andere informatie betrokken wordt bij het stellen van een diagnose en het formuleren van een (behandel)advies. Zo zijn observaties van rekenstrategieën een nuttige bron van informatie en moeten cognitieve vaardigheden zoals IQ en geheugen onderzocht worden om de cognitieve sterktes en zwaktes van een kind in kaart te brengen en andere oorzaken van rekenproblemen uit te sluiten.
'De combinatie van informatie verzameld door school en een gedegen differentiaal diagnostisch onderzoek maakt het mogelijk de aard en ernst van rekenproblemen vast te stellen.'
Bovendien moet informatie omtrent de schoolprestaties en voorgeschiedenis in de beslissing meegenomen worden. Net als bij dyslexie het geval is, moet ook bij dyscalculie aangetoond worden dat de rekenproblemen hardnekkig zijn ondanks adequate extra begeleiding op school. Daarbij kunnen richtlijnen voor het onderwijs zoals beschreven in het Protocol Ernstige Reken- en Wiskunde Problemen & Dyscalculie (ERWD; Groenenstijn, Borghouts & Janssen, 2011) een belangrijke rol spelen. In het Protocol ERWD staat in duidelijke stappen en met veel praktische handvatten beschreven hoe een kind met rekenproblemen gesignaleerd en begeleid kan worden op school, en in welke gevallen doorverwijzing naar een externe, gespecialiseerde instantie noodzakelijk is.
De combinatie van informatie verzameld door school en een gedegen differentiaal diagnostisch onderzoek naar basis getalverwerkingsvaardigheden (3DM Dyscalculie) en andere cognitieve vaardigheden zoals IQ, maakt het mogelijk de aard en ernst van de rekenproblemen vast te stellen en een diagnose dyscalculie goed te onderbouwen.
Referenties
- Butterworth, B. (1999). The mathematical brain. London: MacMillan.
- Butterworth, B. (2010). Foundational numerical capacities and the origins of dyscalculia. Trends in Cognitive Sciences, 14, 534–541.
- Groenenstijn, M., Borghouts, C., & Janssen, C. (2011). Protocol Ernstige Reken- en Wiskunde Problemen en Dyscalculie BAO, SBO en SO. Assen: Van Gorcum.
- Landerl, K., Bevan, A., & Butterworth, B. (2004). Developmental dyscalculia and basic numerical capacities: A study of 8- to 9-year-old students. Cognition, 93, 99–125.
- Landerl, K. (2013). Development of numerical processing in children with typical and dyscalculic arithmetic skills – A longitudinal study. Frontiers in Psychology, 4(459), 1–14.
- Milikowski, M. (2012). Dyscalculie en rekenproblemen: 20 obstakels en hoe ze te nemen. Uitgeverij Boom, Amsterdam.
- Price, G., & Ansari, D. (2013). Dyscalculia: Characteristics, causes, and treatments. Numeracy: Advancing Education in Quantitative Literacy, 6(1), Article 2.
- Shalev, R. S., Auerbach, J., Manor, O., & Gross-Tsur, V. (2000). Developmental.
- dyscalculia: Prevalence and prognosis. European Child Adolescent Psychiatry, 9(2), 58–64.
Over de auteurs van 3DM Dyscalculie
Daniel Ansari is een gerenomeerd dyscalculie-expert met toonaangevende publicaties in internationale wetenschappelijke tijdschriften. Hij heeft veel onderzoek gedaan naar de ontwikkeling van basale getalverwerking bij normale rekenaars en dyscalculici. Hij studeerde en werkte aan de Universiteiten van Sussex, Londen en Oxford. Sinds 2006 werkt hij aan de Universiteit van West Ontaria in Canada, waar hij de ‘Canada Research Chair in Developmental Cognitive Neuroscience’ bekleedt en waar hij het Numerical Cognition Laboratory leidt.
Anniek Vaessen en Leo Blomert ontwikkelden eerder 3DM Dyslexie (2009), een test die zowel de lees- en spellingsvaardigheden als de automatisering van een aantal onderliggende cognitieve vaardigheden in kaart brengt. Deze test wordt in Nederland op grote schaal gebruikt voor diagnostisch onderzoek bij kinderen met vermoedens van dyslexie. Tevens is Leo Blomert betrokken geweest bij het ontwikkelen van het Protocol Dyslexie Diagnostiek en Behandeling, dat landelijke richtlijnen geeft voor de diagnostiek en behandeling van dyslexie. Leo Blomert († 2012) was hoogleraar cognitieve neurowetenschappen aan de Universiteit van Maastricht, met een focus op de neurocognitieve ontwikkeling van lezen en rekenen. Anniek Vaessen is gepromoveerd aan de Universiteit van Maastricht op het gebied van leren lezen en dyslexie, en houdt zich momenteel bezig met onderzoek naar dyslexie en dyscalculie bij het Regionaal Instituut voor Dyslexie.
Lees meer en bestel 3DM Dyscalculie >>