Henk Das beschouwde zich niet als held, maar hij was het wel
Helden bestaan niet meer. Althans, dat is de opmerkelijke opvatting van Liesbeth van der Horst van het Verzetsmuseum te Amsterdam. Als kampioen van de morele nivellering van de oorlogsgeschiedenis verwijderde ze het woord held uit de vitrines van haar uitgestalde inventaris. Alleen de gedecoreerde SS’er Gerard Mooyman wordt er nog aangemerkt als “SS-held”, maar dat terzijde. Hanny Schaft moet een even grote afbeelding naast zich dulden van SD’er Emil Rühl die haar en andere verzetsstrijders, onder wie Walraven van Hall, (Bankier van het Verzet), naar het vuurpeloton leidde.
Auteur en politicoloog Wilfred Scholten buigt zich ook over dat fenomeen van de nivellering en de opstelling van het verzetsmuseum, nadat hij in zijn boek Dansen op het dodenkoord. Hoe verzetsman Henk Das de oorlog overleefde, maar er toch aan onderdoor ging eerst het leven van voornoemde illegale strijder onder de loep heeft genomen. Als je het ontroerende verhaal van Henk Das (verzetsnaam Ruurd) leest, vraag je jezelf af waar Van der Horst c.s. de moed vandaan halen, om het aureool af te rukken van vaderlanders die – ondanks alle angsten en twijfels – tot grote hoogte stegen in hun verweer tegen de Duitse bezettingsmacht.
De oorlogsgeschiedenis van Henk Das (1916-2008) begon als dat van zovele collega’s. Opgegroeid in een gereformeerd gezin (vader beroepsmilitair, vijf kinderen) rolde hij via zijn christelijke, Utrechtse korfbalclub DVS (Door Vriendschap Sterk) de illegaliteit in. Een gesloten club van vrienden: “Je wist dat ze goed waren.” Zijn clubgenoot Teus van Vliet (verzetsnaam Hugo den Hollander), een onderwijzer die later een zeer laakbare verradersrol speelde, vroeg hem te helpen bij het onderbrengen van Joodse onderduikers.
Ruurd, zoals we hem nu ook zullen noemen, stemde toe. Niet zozeer uit vaderlandse of religieuze motieven, maar wegens “gekrenkt rechtvaardigheidsgevoel”. Zijn activiteiten waarmee hij steeds sterker verankerd raakte in het verzet, mondden uit in zijn benoeming tot provinciaal leider (Utrecht en de Betuwe) van Landelijke Hulp aan Onderduikers (LO/LKP), beheerder van vijf illegale telefoonlijnen voor de Centrale Inlichtingendienst (CID) en plaatsvervangend commandant van de Binnenlandse Strijdkrachten (BS).
Scholten schrijft uitgebreid over die werkzaamheden die gepaard gaan met diepe teleurstellingen, verraad, verlies van naaste medewerkers. Soms ook met puur geluk, als Ruurd weer eens aan een razzia of inval van de bezetter ontsnapte. Deze gebeurtenissen vraten aan de oud-medewerker van de Middenstands-Bedrijfsvereniging. Het is te prijzen dat de auteur ook ruimschoots aandacht besteedt aan de mentale gevolgen van die risicovolle arbeid. Zijn hoofdpersoon zelf: “Je danste op een dodenkoord. Je kon ervan afvallen maar ook het einde halen.”
Ruurd haalde het einde, maar vraag niet hoe. De bevrijding kwam, aldus Scholten, geen dag te vroeg voor zijn hoofdpersoon. Zelf zei laatstgenoemde er jaren later over: “Ik rookte overmatig, stotterde vaak en beefde als een oude man.” Henk Das was dan ook niet de heroïsche verzetsstrijder die overvallen pleegde, verraders en gevaarlijke SD’ers liquideerde. Als provinciaal leider besliste hij mogelijk wel mee over dergelijke acties, maar zelf zou hij nooit een wapen in de hand nemen. Hij was niet in militaire dienst geweest: “Ik wist niet met een wapen om te gaan (…) Dat had een te grote psychische belasting voor mij betekend” Ruurd was “een man van de verzorging, dat lag me.”
Gesloopt door de oorlogsspanningen, hypernerveus en overmatig transpirerend kon Henk Das als psychisch invalide na de bevrijding die verzorgende rol toch niet opgeven. In 1949 werd hij districtsdirecteur (Utrecht) van de Stichting 1940-1945, die zich als belangenbehartiger onder meer bezighield met de financiële ondersteuning van nabestaanden van omgekomen verzetsstrijders. Toen er niet veel later een buitengewoon pensioen voor afgekeurde verzetsmensen en nabestaanden werd ingesteld, namen de werkzaamheden sterk toe. Avond aan avond was hij – inmiddels getrouwd en vier kinderen – op pad; weer geconfronteerd met aan de oorlog gerelateerde problemen.
Dat moest fout gaan. Al in 1949 kreeg Das zijn eerste inzinking. Weken zat Das overspannen thuis. Er zou nog een aantal aanvallen volgen. Zijn gemoedstoestand was er niet op vooruitgegaan toen maanden na de oorlog Teus van Vliet (Hugo) als groot verrader werd ontmaskerd, nadat de voormalig provinciaal leider (Zuid-Holland) van de LO/LKP zijn rol als gelauwerd illegaal aanvankelijk had kunnen meespelen.
Op een reünie van de LO in de bossen bij Zeist, na de bevrijding, met rechts verzetsvriend Dirk Borger.
Een ereraad waarin ook zijn voormalige korfbalvriend Henk Das zitting had, sprak echter een mild oordeel uit: Hugo pleegde niet moedwillig verraad en zijn verdiensten waren groot. Toch diende hij strafrechtelijk te worden vervolgd. Ook het Bijzonder Gerechtshof geselde de verdachte met de vossenstaart. Waar anderen die minder hadden verraden, voor jaren in de cel verdwenen, kreeg Hugo een boete van 500 gulden met een proeftijd van twee jaar.
Met Henk Das ging het inmiddels psychisch steeds slechter. Toen de ondervrager tijdens een interview opmerkte dat hij ‘zo rustig van aard was’, regeerde hij: “Rustig? Ik ben helemaal niet rustig. Ik ben zeer gespannen. Dat valt niemand op. Ik ben zeer gespannen…”
Uiteindelijk moest hij de situatie als zwaar getraumatiseerde verzetsman onder ogen zien en schreef hij in 1967 een brief aan de Pensioenraad met het verzoek om in aanmerking te komen voor een uitkering. De ambtelijke molens draaiden daar langzaam, maar twee jaar later was het dan zover. Henk Das, die ook niet langer als Ruurd wilde worden aangesproken, nam afscheid bij de Stichting 1940-1945 in Utrecht. Het voelde als Bevrijdingsdag: “Ik hang de vlag uit.”
Henk Das beschouwde zich na de oorlog niet als held, maar hij was het wel. Inderdaad, hij had niets van mythische helden als de onverschrokken Hercules, Odysseus en Achilles. Ruurd was een bange, nerveuse man die beslissingen moest nemen waarvoor hij mentaal niet was toegerust, maar die hij toch nam. Auteur Scholten wil, misschien toch ietwat geïntimideerd door het vocale geweld van het Verzetsmuseum, het optreden Henk Das slechts zuinigjes betitelen als ‘heldhaftig”. Hij geeft zijn held daarmee in zijn overigens verhelderende boek te weinig.
Over Theo Gerritse
Theo Gerritse was jarenlang werkzaam als journalist voor onder andere Het Parool, Vrij Nederland en het Algemeen Dagblad. In deze functie heeft hij altijd al een fascinatie voor onderwerpen gehad die met de Tweede Wereldoorlog te maken hadden. Zo heeft Gerritse onder meer boeken gepubliceerd over de memoires van vier nationaalsocialisten, de rechtspleging tegen de SS-kopstukken Rauter en Harster en de exploitatie van Congo door de Belgische koning Leopold II (1885-1908).
Eind 2017 verscheen bij Boom Rauter. Himmlers vuist in Nederland, zijn biografie van Hanns Albin Rauter, de meest gevreesde en gehate vertegenwoordiger tijdens de Duitse bezetting in Nederland. Voordat Gerritse startte met het schrijven van deze biografie heeft hij Holocaust- en Genocidestudies gestudeerd en cum laude afgerond.