Lessen van Lessing, Nathan de Wijze
door Jaap van Vredendaal, vertaler van Nathan de Wijze
Het toneelstuk Nathan der Weise van de Duitse schrijver Gotthold Ephraim Lessing ( (1729-1781), waarvan eind 2013 een vertaling van mijn hand verscheen, is een klassieke tekst uit de Verlichting, maar gaat over een problematiek die actueler is dan ooit. Bijna dagelijks wordt het nieuws beheerst door uitingen en daden van religieus fanatisme, antisemitisme en groepsdenken, zaken die Lessing in Nathan de Wijze op scherpzinnige wijze aan de kaak stelt en probeert te overwinnen door een universele manier van denken en een pleidooi voor menselijkheid. Van Lessing kunnen we nog steeds leren. Het pedagogisch-didactische karakter van Nathan de Wijze maakt het stuk bij uitstek geschikt voor het onderwijs, niet alleen voor literatuurlessen Duits, maar ook voor vakken als culturele en kunstzinnige vorming, maatschappijleer en godsdienst. Hier volgen bij wijze van kennismaking drie lessen van Lessing.
1. Zie de mens
Plaats van handeling van Nathan de Wijze is Jeruzalem in de tijd van de kruistochten, trefpunt van jodendom, christentom en islam. Sultan Saladin heeft de stad heroverd op de kruisvaarders. Het stuk begint als de joodse koopman Nathan terugkeert van een handelsreis en van zijn huisgenoot Daja hoort dat er brand geweest is in zijn huis. Bij die brand is zijn aangenomen dochter Recha op het nippertje aan de dood ontsnapt, omdat iemand haar uit de vlammen heeft gered. Nathan vraagt dan:
Nathan Wie was dat? Wie? – Waar is hij?
Wie redde hier voor mij mijn Recha? Wie?
Daja
Een jonge tempelier die kort daarvoor
als krijgsgevangene was opgebracht
en gratie kreeg van Saladin.
Nathan Hè, wat?
Een tempelier wiens leven Saladin,
de sultan, spaarde? Door een kleiner wonder
was Recha niet te redden? God!
De verbazing van Nathan over dit ‘dubbele wonder’ is begrijpelijk. Dat zijn dochter uitgerekend door een tempelier, een fanatieke kruisvaarder, werd gered, lag niet in de lijn der verwachting. Verderop in het stuk volgen diverse voorbeelden van christelijk antisemitisme, met als dieptepunt Nathans beschrijving van de pogrom die achttien jaar eerder had plaatsgevonden, waarbij christenen alle joden van een dorp hadden uitgemoord, onder wie de vrouw en zeven zonen van Nathan.
Het tweede verrassende aspect is dat een tempelier vrij in de stad rondliep en daardoor in de gelegenheid was om Recha te redden. De tempeliers waren de grootste vijanden van Saladin. Zij hadden, zo blijkt later, het bestand geschonden dat Saladin met de aanvoerders van de kruistocht had gesloten. Van de twintig gevangen genomen tempeliers had Saladin alleen deze tempelier gratie verleend. De anderen werden onthoofd. De gespaarde tempelier redt het leven van Recha.
Nathan zoekt de tempelier op om hem te bedanken. Die reageert in eerste instantie onverschillig en zelfs grof: ‘Wat is er, jood?’, vraagt hij als Nathan hem wil spreken. Vervolgens bagatelliseert hij zijn reddingsactie: Het is nu eenmaal de plicht van tempeliers om ‘de eerste de beste bij te springen die in nood verkeert’. Bovendien was hij het leven beu. Hij wilde het dus best op het spel zetten om een ander leven te redden, ‘zelfs als dat het leven was van een jodin’. Maar Nathan wil dat de tempelier zijn façade, zijn rol van tempelier aflegt, wil dat de tempelier tot het inzicht komt dat hij als mens handelde:
Nathan
Ik weet hoe goede mensen denken; weet
dat ieder land zijn goede mensen voortbrengt.
(…)
Komaan,
wij moeten, moeten vrienden zijn! - Veracht
mijn volk zoveel u wilt. We hebben beiden
ons volk niet uitgekozen. Zijn wij soms
ons volk? Wat wil dat zeggen: volk? Zijn soms
een jood en christen eerder jood en christen
dan mens? Ah! Had ik maar in u iemand
ontmoet die er genoeg aan heeft een mens
te heten!
Tempelier
Maar, bij God, dat hebt u, Nathan!
Dat hebt u! – Neem mijn hand! – Ik schaam me dat
ik mij een ogenblik in u vergiste.
Zoals de tempelier uit zijn fanatiek-religieuze rol stapt en iemand redt omdat hij de noodroep van een mens hoort, zo stapt Saladin uit zijn rol als politiek- militair leider en spaart de tempelier omdat hij in zijn vijand een mens herkent. De tempelier vertoont een treffende gelijkenis met Saladins overleden broer. Nog net op tijd weerhoudt Saladin de beul om met zijn zwaard toe te slaan.
Een derde voorbeeld van menselijkheid die religieuze en etnische grenzen overstijgt, horen we in het relaas van Nathan, wanneer hij vertelt hoe Recha ooit bij hem terecht is gekomen. Achttien jaar gelden, drie dagen na de pogrom, was er een ruiter gekomen met een meisje van slechts een paar weken oud. De moeder van het kind was gestorven en de vader, een vriend van Nathan, had het kind aan de ruiter meegegeven om het in gezin van Nathan te laten opnemen. Het meisje was christelijk gedoopt, maar Nathan, wiens gezin drie dagen eerder door christenen was uitgemoord, ontfermde zich over het meisje: ‘Ik nam het kind aan, legde het neer, kuste het, viel op mijn knieën, snikte: God! Van zeven nu één toch teruggekregen!’
Een christenstrijder die een joods meisje het leven redt, een moslimleider die een christenstrijder genade schenkt en een jood die zich over een christelijk meisje ontfermt nadat zijn gezin door christenen is uitgemoord. Ze stappen uit hun voorgeprogrammeerde rol en handelen als mens omdat ze in de ander een mens herkennen.
2. Menselijkheid gaat boven ‘de’ waarheid
Beroemd is Nathan de Wijze vooral door de parabel van de drie ringen. Nathan vertelt deze parabel aan sultan Saladin als antwoord op diens vraag welke van de drie godsdiensten (jodendom. christendom en islam) de ware is. Het antwoord dat in de parabel besloten ligt, is verrassend.
Er leefde in het oosten eens een man, vertelt Nathan, die ‘uit dierbare hand’ een kostbare ring bezat. De ring gaat als erfstuk over van vader op zoon. Op een bepaald moment is de ring in het bezit van een vader die drie zoons heeft, en alle drie gunt hij de ring. Hij laat er in het geheim twee precies lijkende ringen bij maken en geeft op zijn sterfbed iedere zoon een ring. De broers krijgen ruzie over de vraag wie de echte ring bezit en stappen naar de rechter. Nu had de oorspronkelijke ring, zo vertelt Nathan aan Saladin, een steen die de geheime kracht bezat om de drager ervan geliefd te maken bij God en mensen. En dat is ook wat de rechter de drie broers voorhoudt die ieder beweren in het bezit te zijn van de echte ring:
‘Maar wacht! Hoor ik niet dat de echte ring
de wonderkracht bezit geliefd te maken,
bij God en mensen aangenaam? Dat moet
de doorslag geven! Valse ringen zullen
dat toch niet kunnen!’
De rechter adviseert ieder van de broers dan ook om zijn ring voor de echte te houden:
‘Laat ieder om het hardst proberen uit
zijn ring de kracht te halen die de steen
bevat. En ondersteun die kracht dan met
zachtmoedigheid, oprechte verdraagzaamheid,
met goeddoen, met het innigste vertrouwen
op God’. Als dan de kracht der stenen zich
bij jullie kindskindskinderen zal uiten,
daag ik hen over duizend duizend jaar
opnieuw voor deze rechterstoel. Dan zal
een wijzer man dan ik mijn stoel bezetten;
en hij zal spreken.
Saladin is geraakt door het verhaal en erkent dat die ‘duizend duizend jaar’ nog niet voorbij zijn en dat hij ook niet die ‘wijzere man’ kan zijn die moet uitmaken welke ring de echte is. De duizend duizend jaar (Lessing plaatst nadrukkelijk geen komma tussen de woorden ‘duizend’) duiden op een verre toekomst. Het antwoord op de vraag naar de ware godsdienst zal dus misschien wel nooit worden gegeven. Waar het om gaat is dat – op weg naar die toekomst – aanhangers van welke godsdienst ook het beste uit zichzelf naar boven halen en met elkaar wedijveren in menselijkheid. De kern van elke godsdienst is immers ‘voor God en mensen aangenaam’ te zijn.
3. Streef naar een grensoverschrijdende gemeenschap
Zoals we eerder zagen, mondt het gesprek tussen Nathan en de tempelier uit in Nathans appèl ‘We moeten, moeten vrienden zijn’ en de tempelier neemt die uitnodiging aan. Ook Saladin zegt, nadat Nathan de vraag naar de ware godsdienst heeft beantwoord met de ringparabel: ‘Wees mijn vriend’. In de rede ‘Menselijkheid in donkere tijden’ die Hannah Arendt in 1959 uitsprak bij de aanvaarding van de Lessing-prijs van de stad Hamburg, noemde zij Nathan de Wijze het klassieke toneelstuk van de vriendschap – vriendschap niet alleen in de intiem-persoonlijke sfeer, maar voor het oog van de wereld, dus met een politieke betekenis, vriendschap die het resultaat is van een voortdurend gesprek tussen mensen met verschillende achtergronden en denkbeelden.
Menselijkheid ontstaat in de dialoog waarin de een de ander als mens herkent en erkent. Het zijn gedachten die ook ten grondslag liggen aan de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, opgesteld na de donkerste periode uit de Europese geschiedenis. Zoals Lessing aan het eind van zijn toneelstuk de vriendschap tussen de verschillende personages symboliseert door hen in elkaars armen te laten vallen, zo spreken de opstellers van de Universele Verklaring in de preambule van ‘de mensengemeenschap’, waartoe alle mensen behoren. Inderdaad, een ideaal, zoals de opstellers zelf schrijven, maar wel een noodzakelijk ideaal.
In Duitsland was de opvoering van Nathan de Wijze gedurende de nazitijd verboden. In 1945 openden veel Duitse theaters hun deuren weer met juist dit stuk. Zogezegd als statement. Sindsdien is Lessings toneelstuk niet meer van de Duitse podia verdwenen. Want telkens doen zich gebeurtenissen en ontwikkelingen voor die zo’n statement nodig maken: het voortslepende Israëlisch-Palestijnse conflict, de aanslag op de Twin Towers in New York en de daarop door president Bush afgekondigde ‘kruistocht’, de ‘heilige oorlog’ van islamitische fundamentalisten tegen het Westen, de roep om de grenzen van Europa te sluiten voor vluchtelingen ‘van buiten’, enzovoort. Redenen te over om het stuk ook in Nederland te lezen en te spelen.
Jaap van Vredendaal verzorgde de vertalingen van, en schreef inleidingen bij Nathan de Wijze, het Nibelungenlied, een middeleeuws epos over liefde en wraak, en Heliand, een Christusdicht uit de vroege middeleeuwen.