Column René ten Bos: Bernard Mandeville
Dit opiniestuk van René ten Bos verscheen eerder in Het Fincancieele Dagblad.
Bernard Mandeville (1670-1733) wordt algemeen gezien als één van de grondleggers van het liberalisme. Van hem is de theorie afkomstig dat individuele zondigheid vaak leidt tot goede uitkomsten. Deze theorie, die hij voor het eerst uiteenzette in The Grumbling Hive, or Knaves Turn’d Honest (1705), boezemde zijn tijdgenoten afkeer in. Later zouden tal van denkers – van communist tot liberaal – Mandeville juist omhelzen als een denker met groot psychologisch inzicht. In Das Kapital omschrijft Marx hem als ‘een eerlijk man en heldere geest’.
Als je mensen in Nederland vraagt wie de grootste vaderlandse filosoof was, dan zullen ze meestal verwijzen naar Spinoza. Als we echter afgaan op de maatschappelijke invloed die een denker kan hebben en niet op de inhoudelijke rijkdom, dan zou Mandeville – een calvinistische dokterszoon uit Rotterdam – ook geen slecht voorstel zijn. Het probleem met de receptie van zijn werk, ook in liberale kringen, is dat men alleen maar verwijst naar zijn beroemde werken over de mopperende bijenkorf of de later gepubliceerde bijenfabel (1714).
Dat Mandeville net als zijn vader Michael dokter was, vergeet men vaak. En hij was niet alleen dokter, hij was ook nog eens een soort psychiater avant la lettre. En in die hoedanigheid schreef hij teksten die zijn tijdgenoten verbijsterden. Ze gingen over de vleselijke lusten, over de noodzaak van bordelen en over mannen die medelijden krijgen met vrouwen die ze willen verkrachten. Dergelijke teksten waren dermate onthutsend dat hij al snel de naam Man Devil kreeg toebedeeld. Niettemin maken ze één ding duidelijk: Voor zoiets als liberaal-kapitalisme is een bevrijding van de ‘libido sentiendi’, de bevrijding van het vlees en van de wellust, onvermijdelijk.
Dat de liberaal automatisch ook een libertijn is, wordt niet heel veel later duidelijk als Markies de Sade (1740-1814) flink doordenkt over wat die genoemde bevrijding, waarbij het eigen genot en niets anders dan het eigen genot voorop staat, eigenlijk impliceert. Hij voert, zoals bekend, in zijn werken een hele reeks aan priesters, bestuurders en politici op die zich schuldig maken aan sodomie, marteling en moord. Een waar gruweltheater dus. Er zijn filosofen die dezelfde conclusie trekken: de liberaal-kapitalistische samenleving is door en door pornografisch in die zin dat genotzucht de centrale drijfveer is geworden.
Maar hoe stond Mandeville daar zelf in? Dat is heel moeilijk in te schatten, want hij is vooral ook een satiricus geweest. Bovendien bediende Mandeville zich regelmatig van de dialoogvorm, waarbij verschillende meningen tegenover elkaar worden geplaatst zonder dat meteen duidelijk is waar de auteur zelf staat. Maar misschien krijgen we meer helderheid als we wat preciezer naar een beslissend moment in zijn leven kijken.
Het gaat hier om het Costermanoproer, dat in 1690 in Rotterdam uitbrak. Costerman was een wijnhandelaar die regelmatig de belasting ontdook. Toen hij samen met anderen in een café illegaal wijn dronk, ontstond er ruzie met belastinginners. Het gevolg van het gevecht dat daarop volgde, was dat er één dode onder de ambtenaren viel. Costerman werd als hoofdschuldige aangewezen en werd door de heersende baljuw Van Zuijlen van Nievelt, een man die bekend stond om zijn genadeloosheid, zonder omwegen ter dood veroordeeld. Niet wegens moord overigens, maar wegens belastingontduiking.
Een strenge straf dus. De verontwaardiging was dan ook erg groot, zeker ook nadat niet veel later bij de publieke onthoofding van Costerman vijf bijlslagen nodig bleken te zijn. Vader en zoon Mandeville deelden de verontwaardiging over de bloederige gang van zaken en namen vermoedelijk actief deel aan de rellen die volgden. Sterker nog, de historicus Rudolf Dekker suggereert dat Bernard met het schrijven van een ‘goddeloos paskwil’ olie op het vuur gooide. Daarin zet hij Van Zuijlen van Nievelt neer als een schijnheilig atheïst, een liefhebber van hoeren en een geldzuchtig dwingeland. Het betekende dat Rotterdam niet langer een veilig oord voor de Mandevilles was. Bernard zou uitwijken naar Engeland en daar de rest van zijn leven blijven.
Het betekende ook nog iets anders. Ooit dacht Mandeville kennelijk dat iemand die zondig is, bijvoorbeeld de baljuw van Rotterdam, geen goed bestuurder kan zijn. Dit staat echter haaks op zijn latere these dat persoonlijke zondigheid tot uitstekende publieke gevolgen leidt. Kortom, hoe serieus moeten we die these eigenlijk nemen?
René ten Bos (1959) is hoogleraar filosofie aan de faculteit der Managementwetenschappen van de Radboud Universiteit. Hij publiceerde bij Boom onder meer Het geniale dier (2008) en Stilte geste stem (2011). In 2014 verscheen zijn boek Water.