Corporaties moeten weer waarde toevoegen
door René ten Bos
eerder verschenen in Het Financieele Dagblad
Ooit waren de woningcorporaties enigszins schimmige instituten die je als huurder af en toe kon bellen als er een lekkage was of als het raamkozijn tochtte. Vaak kwamen dan vriendelijke manspersonen met grote gereedschapskisten en ze dronken een bak koffie of rookten een sigaret met de vrouw des huizes alvorens ze de klus klaarden. De wereld was nog rustig en overzichtelijk. Katholieke mannen verrichtten reparaties in de huizen van katholieke vrouwen en protestantse mannen deden dat in de huizen van protestantse vrouwen. Die mannen waren in zekere zin ‘het gezicht’ van de corporatie. Dat er in de loop der jaren ook steeds meer bureaucratie bij kwam, was niet zo belangrijk. Wat de namen waren van de directeuren evenmin. Zolang huisbewoners merkten dat hun problemen fatsoenlijk werden verholpen, waren ze tevreden.
De woningcorporaties heetten ‘maatschappelijk verankerd’ te zijn. Ze voorzagen in de woningbehoeften van degenen die onvoldoende vermogen hadden om een eigen woning te kopen. Het belang van deze vorm van maatschappelijke zelforganisatie mag niet worden onderschat. Zonder woningcorporaties zouden we niet in een beschaafd land wonen en zouden we, als we onderzoeker Wouter Beekers mogen geloven, geteisterd worden door ‘uithuizigheid’, ‘nodeloos geldverteren (oftewel kroegbezoek)’ en ‘epidemieën’. Men vergeet het wel eens, maar je zou de woningcorporatie kunnen zien als een vorm van maatschappelijke immuniteitsverschaffing, niet alleen ten behoeve van de minderbedeelden, maar ook ten behoeve van de welgestelden.
Op het eerste gezicht is het dus niet vreemd dat volkshuisvesting een breed gedragen maatschappelijk project was. Het was en is uiteindelijk in ieders belang. Sterker nog, zo’n honderd jaar geleden werd het zo belangrijk gevonden dat men het wenselijk vond om de overheid zoveel mogelijk buiten de deur te houden. Het feit dat de woningcorporatie een privékarakter had, was misschien wel het beste bewijs dat ‘de maatschappij’ zelf de taak om het volk te huisvesten op zich kon nemen. Van gebrek aan zelfvertrouwen was dus geen sprake. De overheid was er slechts voor het aangeven van wettelijke kaders en kon ingrijpen als ergens belangen van mensen werden geschonden. Grosso modo kun je echter stellen dat de geschiedenis van de volkshuisvesting een geschiedenis is waarbij duidelijk wordt dat ons land bepaalde vraagstukken ook redelijk kan oplossen zonder de overheid erbij te betrekken.
De overkoepelende brancheorganisatie voor woningcorporaties Aedis heeft zich tot voor kort beijverd om die overheid zoveel mogelijk uit de corporatiewereld weg te houden. Burgerparticipatie – wat dat ook precies moge zijn – werd belangrijker gevonden dan overheidsparticipatie. Maar een dergelijke positie is alleen te handhaven als er aan de ‘legitimering’ van de woningcorporatie niet getornd wordt. Daar schuilt nu precies de moeilijkheid. Wie de talloze rapporten leest die de laatste jaren zijn verschenen over volkshuisvesting, ontkomt niet aan de indruk dat legitimering niet meer vanzelfsprekend wordt geacht. Dat ligt overigens niet alleen aan de financiële schandalen die de sector hebben geteisterd, maar ook aan bepaalde veranderingen in onze samenleving. De ontvolking van bepaalde randgebieden in ons land is voor tal van lokale corporaties niets meer en niets minder dan een financiële catastrofe. Veel waarnemers nemen niet meer vanzelfsprekend aan dat woningcorporaties in staat zijn op basis van traditionele standpunten – bijvoorbeeld onderlinge loyaliteit of eigen initiatief – dergelijke vraagstukken op te lossen. Dus wordt de roep om overheidstoezicht steeds sterker. Minister Blok grijpt het deze zomer verschenen rapport van De Rekenkamer met beide handen aan om meer grip op de sector te krijgen.
Wat moet Aedis doen? Ze stellen voor financieel toezicht te scheiden van volkshuisvestelijk toezicht. Begrijpelijk, maar een beetje voorspelbaar. Ze denken ook na over wat ´legitimering´ zou kunnen betekenen in kommervolle tijden. Eén van de suggesties die ik tegenkwam, is dat ´legitimering´ een soort license to operate is. Deze term wordt vaak gebruikt in samenhang met maatschappelijk verantwoord ondernemen. Ze verwijst naar de maatschappelijke acceptatie van ondernemingen, in dit geval woningcorporaties. Formeel regelen laat zich die acceptatie echter niet. Woningcorporaties moeten dus niet denken dat de burgers in het land – van huurder tot politicus – ooit een objectief oordeel over hun functioneren zullen krijgen. Dat zal de komende jaren hun grootste probleem zijn. Want die burgers hebben wel een bepaald verwachtingspatroon. Laten we het erop houden dat corporaties concrete waarde moeten toevoegen. Uit de recente initiatieven van de minister blijkt echter dat er sterk aan getwijfeld wordt of ze dat, anders dan vroeger, nog steeds kunnen.
René ten Bos is hoogleraar filosofie aan de Faculteit der Managementwetenschappen, Radboud Universiteit. In het najaar verschijnt zijn nieuwe boek:Water.
Eerder publiceerde hij bij Uitgeverij Boom Stilte, geste stem, Het geniale dier en Bedrijfsethiek. Filosofische perspectieven.