Sterke onzekerheid: Durf te vertrouwen op het onverwachte
We leven in een tijd waarin het onverwachte en het onvoorstelbare steeds vaker een kans krijgen. Niet alleen zien we dat in deze dagen op voetbalvelden gebeuren, maar ook in politiek, wetenschap en samenleving. Het is niet moeilijk hiervan voorbeelden te geven. Weinig mensen hebben bijvoorbeeld voorspeld dat Rusland grondgebied van een buurland zou inpikken of dat er ooit militair overleg tussen de Verenigde Staten en Iran zou plaatsvinden om de kalifaataspiraties van terreurbeweging ISIS de kop in te drukken. Veel economen hebben de financiële crisis niet zien aankomen en gezondheidsdeskundigen begonnen pas te klagen over de obesitas-epidemie toen ze er midden in zaten. Ook konden maar weinig mensen zich tien jaar geleden een voorstelling maken van de wijze waarop sociale media behalve gewenste ook veel ongewenste effecten hebben. Denk aan pesten, toenemend narcisme of totaal veranderende leerattitudes onder jongeren.
Tal van beweringen die we over de toekomst doen, lijken dus zwak te zijn. Het zou van een nieuw soort ethiek getuigen als we de zwakte en onzekerheid van onze uitspraken over de toekomst volmondig erkennen, maar dat gebeurt maar zelden. Wie iets beweert en daar tegelijkertijd aan toevoegt dat het niet helemaal zeker is wat beweerd wordt, beweert volgens de heersende moraal helemaal niets. Onzekere communicatie wordt nog steeds niet gewaardeerd, niet in de politiek, niet in de wetenschap en niet in de samenleving. We geven nog steeds massaal de voorkeur aan het zekere. Bewindspersonen die niet precies kunnen aangeven wat de consequenties van bepaalde ontwikkelingen zijn – denk aan de recente, onverwachte toestroom van asielzoekers onder meer als gevolg van de oorlog in Syrië – krijgen het verwijt dat ze zwak beleid voeren of de rug niet recht hebben gehouden.
Zonder twijfel speelt een wijdverbreide managementmoraal bij dit alles een grote rol. Volgens die moraal moet de toekomst projectmatig benaderd worden. Dat wil vooral zeggen dat we in het hier en nu precies moeten kunnen voorspellen waar we daar en later staan. Als een onderzoeker op een universiteit niet goed kan aangeven wat de beoogde resultaten van zijn onderzoek zijn, kan hij een subsidie vergeten. Als een financieel analist niet kan aangeven wat de consequenties zijn van een bepaalde investeringsbeslissing, wordt hem dat verweten. Hoewel het denken in termen van projecten lang niet altijd verkeerd of dom is, is het in tijden waarin het onverwachte en het onvoorstelbare niet langer uitgesloten kunnen worden, niet onverantwoord het terzijde te schuiven. De ideologie van de planbare samenleving zou vervangen kunnen worden door een ethiek die de zwakte van onze uitspraken en gedachten wat meer omarmt.
Dit is geen oproep tot bescheidenheid. Integendeel, het is veeleer een oproep om ook te durven nadenken over een toekomst die onvoorspelbaar of niet te managen is en om deze durf ook daadwerkelijk te belonen. Dat laatste is misschien wel het belangrijkste aspect van een nieuw soort denk- en handelingsethiek. Nog steeds straffen we mensen die het onverwachte in de ogen durven te kijken of die zich van het onvoorstelbare toch een voorstelling proberen te maken voortdurend af. Niemand weet bijvoorbeeld precies wat de consequenties van de klimaatverandering zullen zijn. Zou het echter onverstandig zijn om speculaties over deze consequenties in verband met hun intrinsieke zwakte automatisch naar het rijk der fabelen te verwijzen?
We moeten ook durven handelen als we zwak staan en niet zeker weten waar we uitkomen. Hoe moeilijk is dat? Misschien is het niet zo moeilijk als we denken, want in het dagelijkse leven speculeren we heel vaak over een vreemde toekomst, waarvan we geen idee hebben hoe ze eruit zal zien. We doen dat als we onze partners kiezen of als we besluiten voor kinderen te kiezen. Naarmate we ouder worden, beseffen we steeds vaker dat we ooit tal van beslissingen namen die zwak waren, omdat we de consequenties er niet van konden overzien. Die beslissingen veronderstelden in zekere zin een vertrouwen met wat vreemd was. Een dergelijk vertrouwen met het vreemde of het onbekende voorbij alle projectmatigheid is ook meer buiten de existentiële sfeer wenselijk. Het past beter bij een tijd die zich op een grillige en onvoorspelbare wijze tot de toekomst verhoudt.
René ten Bos (1959) is filosoof en organisatiedeskundige. Hij is als hoogleraar verbonden aan de Radboud Universiteit. Hij publiceerde onder meer Bedrijfsethiek, filosofische perspectieven, Stilte, geste, stem en Het geniale dier. In het najaar verschijnt Water.
Deze column verscheen eerder in Het Financieele Dagblad.