De totalitaire ervaring: wereldverlies. Arendt-kenner Marieke Borren over Totalitarisme
Uit: De nieuwe Duitse filosofie
Totalitaire ervaring: wereldverlies
Tijdens en vlak na de oorlog schreef Hannah Arendt het werk dat haar in één klap wereldberoemd maakte, The Origins of Totalitarianism (1951). In dit boek onderzoekt Arendt de existentiële consequenties van het totalitarisme. Het totalitarisme kent volgens haar geen precedent. Het is onvergelijkbaar met andere autoritaire staatssystemen, zoals de dictatuur en de tirannie, omdat het de menselijke ervaring zelf op het spel zet. Het totalitarisme is bovenal een experiment om de menselijke natuur te veranderen. Het is een politiek systeem dat mensen in de greep houdt van een ‘totale overheersing’. Geen enkel aspect van het leven van individuen kan eraan ontsnappen, niet alleen in de openbaarheid maar tot in de intiemste vezels van het dagelijks leven.
Arendt analyseert de specifieke aspecten van het menselijk bestaan die door het totalitarisme worden vernietigd. Hierdoor bevatten haar beschouwingen over het totalitarisme tevens aanwijzingen voor een diagnose van de politieke menselijke conditie. Pluraliteit en vrijheid staan in deze diagnose centraal. Terreur en ideologie, de twee elementen van elk totalitair systeem, doen in tandem een aanslag op de verschillen tussen mensen en de diversiteit aan visies op de werkelijkheid, door hen als het ware samen te persen met een ‘ijzeren band’. Arendt noemt deze diversiteit later (in De menselijke conditie) de menselijke conditie van pluraliteit: ‘het feit dat mensen, niet de Mens, de wereld bewonen’. Door de uitwissing van deze pluraliteit is het alsof de vele, verschillende mensen zijn ‘opgegaan in Eén Mens van enorme afmetingen’).
Het totalitaire apparaat vindt zijn meest radicale belichaming in de vernietigingskampen. Op indringende wijze beschrijft Arendt hoe het individu in het kamp in drie stappen wordt vernietigd. Eerst wordt zijn juridische persoonlijkheid ontnomen, daarna zijn morele persoon – slachtoffers werden immers vaak onder dwang daders – en tot slot zijn individualiteit en spontaniteit. Wat uiteindelijk van de individuen overblijft zijn ‘spookachtige marionetten met menselijke gezichten die zich gedragen als de hond in Pavlovs experimenten’. Zo reduceert de totale overheersing mensen tot ‘naakt biologisch leven’ (vgl. Agamben Homo sacer).
Onder totalitaire condities is het menselijk handelen zoals Arendt dat voorstaat volledig gecorrumpeerd. Door de vernietiging van pluraliteit gaat tegelijk de menselijke vrijheid verloren, omdat die twee volgens haar direct samenhangen. Onder vrijheid verstaat zij spontaniteit en onbepaalbaarheid. Later zal zij dit de ‘menselijke conditie' van 'nataliteit’ noemen. Door de teloorgang van pluraliteit en vrijheid verliezen mensen vervolgens het vermogen de werkelijkheid überhaupt te ervaren, en gaat uiteindelijk de gemeenschappelijke wereld – het menselijk thuis op aarde – helemaal verloren. Arendts inzicht in de totalitaire ervaring van wereldverlies is de stuwende kracht achter haar fenomenologie.
Hoe grimmig haar analyse van de totalitaire conditie ook is, toch eindigt Arendt hoopvol. Zij ontdekt dat het totalitarisme niet in staat is het menselijk vermogen om een nieuw begin in de wereld te maken te vernietigen. Het is niet voor niets dat totalitaire leiders de spontaniteit van het handelen verachten. Hieruit bestaat het moment van hoop dat Arendt formuleert in de slotzinnen van The Origins of Totalitarianism:
[...] elk einde in de geschiedenis bevat noodzakelijkerwijs een nieuw begin; dit begin is de belofte, de enige boodschap die het einde ooit kan voortbrengen. Beginnen is, vóórdat het een historische gebeurtenis wordt, het hoogste vermogen van de mens; politiek gezien is het identiek met de vrijheid van de mens. Initium ut esset homo creatus est – ‘opdat er een begin kwam, werd de mens geschapen’ – zei Augustinus. Dit beginnen wordt gegarandeerd door iedere nieuwe geboorte; het is inderdaad ieder mens.
Marieke Borren is politiek filosoof en promoveerde op het proefschrift Amor Mundi. Hannah Arendt’s Political Phenomenology of World (2010) aan het Duitsland Instituut van de Universiteit van Amsterdam. Ze doceert politieke filosofie, wijsgerige antropologie, cultuurfilosofie en Gender Studies aan de universiteiten van Amsterdam, Nijmegen en Groningen en is als postdoc verbonden aan het Institute for Gender Studies aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Haar onderzoek bevindt zich op het snijvlak van politieke filosofie, fenomenologie en wijsgerige antropologie. Momenteel werkt ze samen met Veronica Vasterling (Radboud Universiteit Nijmegen) aan een monografie over Arendts politieke fenomenologie.