Over Verschil en herhaling van Gilles Deleuze
Verschil en herhaling geldt als een van de belangrijkste filosofische boeken uit de twintigste eeuw. Het is niet alleen een sleutelwerk binnen het oeuvre van Deleuze, maar ook binnen de hedendaagse filosofie. Deleuze-kenner Joost de Bloois gaat in op het belang van het werk.
Gilles Deleuzes Verschil en herhaling verschijnt in het o zo symbolische jaar 1968. Het is wellicht dé sleuteltekst uit zijn werk. Deleuze verdedigt Verschil en herhaling als proefschrift, maar het boek schopt de academische filosofie danig door de war, zo ongeveer op het moment dat studenten en arbeiders de straten van Parijs innemen. Het boek lijkt de scharnier te zijn tussen Deleuze voor en na zijn samenwerking met de psychoanalyticus Félix Guattari, tussen de academische Deleuze (die tot dan toe vooral bekend is als auteur van studies in de geschiedenis van de filosofie) en de libertaire Deleuze, de filosoof van het verlangen en het eindeloze ‘worden’ (devenir). Echter, wanneer we Verschil en herhaling lezen, blijkt die chronologie niet zo rechtlijnig te zijn.
In Verschil en herhaling komen we al veel van de kernbegrippen tegen uit het tweekoppige denken van Deleuze en Guattari, dat wordt uitgewerkt in experimentele werken als Anti-Oedipe en Mille Plateaux. Verschil en herhaling opent de aanval op het begrip ‘identiteit’ en geeft daarmee niet alleen de aanzet voor Deleuzes latere oeuvre met Guattari, maar is tegelijkertijd een van de fundamentele teksten van het Franse ‘differentiedenken’ en ‘poststructuralisme’ (het verschijnt vrijwel gelijktijdig met de belangrijkste werken van Jacques Derrida en Michel Foucault). De belangrijkste vraag uit het boek – die in feite op iedere bladzijde, bijna als een mantra, terugkeert – luidt: wat is het pure verschil? Wat is het verschil wanneer we het niet langer denken in verhouding tot, en als afgeleide van de identiteit? Met deze vraag rammelt Deleuze aan de fundamenten van het westerse denken.
Het uitgangspunt van de filosofie is – of misschien beter: was… – immers de identiteit als mogelijkheidsvoorwaarde voor de waarheid, en daarmee voor het filosofische project zelf. De dingen, woorden, concepten en ideeën zijn gelijk aan zichzelf: dit is de absolute voorwaarde voor de waarheid en de waarheidsvinding. Verschil en herhaling zet deze kerngedachte uit de filosofie op zijn kop. Niet de identiteit, maar het verschil als zodanig zou het vertrekpunt voor het denken moeten zijn. Vandaar het cruciale belang van de herhaling voor Deleuze: is er een herhaling mogelijk die niet de bevestiging van de identiteit is – een herhaling van het volstrekt verschillende?
In Verschil en herhaling schrijft Deleuze dat een filosofieboek deels detectiveroman en deels sciencefiction zou moeten zijn. Dat wil zeggen, net als in een detective moet de filosoof verbanden creëren, nieuwe coherenties en nieuwe constellaties van begrippen en beelden vormen; net als in sciencefiction moet de filosoof de al te benauwde keuze tussen de tijdloze idee en de tijdsgebonden opinie overstijgen en zijn eigen conceptuele universum creëren tegen een steeds verschuivende horizon. Verschil en herhaling toont reeds een denken in wording: niet zozeer een denken dat nog tot wasdom moet komen, maar een denken dat voortdurend in beweging blijft: denken als creatie – van concepten en nieuwe beelden voor het denken zelf.
Net als in het oeuvre dat hij met Guattari schrijft, beweegt Deleuze zich in Verschil en herhaling langs de grenzen van het weten en de betekenis, daar waar nieuwe betekenissen en vormen van denken ontstaan. Daarom is het boek cruciaal in zowel het werk van Deleuze als de hedendaagse filosofie. We zien hoe Deleuze in het boek veel van de sleutelconcepten uit zijn denken creëert: virtualiteit, intensiteit, chaos, transcendentaal empirisme enzovoort. Tegelijkertijd zien we hoe Deleuze in Verschil en herhaling een alternatieve genealogie voor de filosofie, een nieuwe constellatie van denkers en begrippen creëert, die nieuwe denkrichtingen heeft geopend in de hedendaagse wijsbegeerte en daarbuiten. Deleuzes herneming van denkers als Spinoza, Gilbert Simondon of Gabriel Tarde heeft richtingen als new materialism, new vitalism en affect theory mogelijk gemaakt.
Verschil en herhaling is een big bang in zowel het werk van Deleuze als de contemporaine filosofie. Het is een bewonderenswaardig rijk boek, maar in zekere zin een even bewonderenswaardig moeilijk boek. Deleuze neemt ons mee langs collega-denkers als Kant, Nietzsche, Leibniz en Freud; langs wiskunde, literatuur en fysica – en steeds om de fundamentele begrippen uit deze vormen van denken uit hun voegen te doen barsten.
Verschil en herhaling doet duizelen. Alle lof dan ook aan de vertalers voor hun titanenwerk. Dankzij Joost Beerten en Walter van der Star beschikken we over een prachtige vertaling van Deleuzes sleutelwerk dat hopelijk ook de Nederlandstalige filosofie niet onberoerd zal laten.
Joost de Bloois