Bekijk ons hele aanbod
Onderwijs
Gezondheidszorg
Juridisch
Management
Geschiedenis & Filosofie
Onze non-verbale taal geeft veel informatie over hoe we ons verhouden tot een bepaald onderwerp en tot onze gesprekspartner(s) of ons publiek, zonder dat we ons daar altijd volledig van bewust zijn. Ook in de waarneming en interpretatie van situaties waarin we moeten handelen is het non-verbale van groot belang.
Het lichaam spreekt altijd, al dan niet begeleid door gesproken taal. Voordat we iets in woorden kunnen vatten, is er sprake van lichamelijke opwinding, stotteren en gebaren. Maar ook als de woorden uit onze mond stromen, worden ze begeleid door - vaak onbewuste - gebaren die naast intonatie, tempo van spreken, klankkleur en toonhoogte informatie geven aan de luisteraar. Ze bepalen of we iemand expressief vinden, een bezield spreker of saai en gortdroog. Het is ook mogelijk dat we in woorden iets anders zeggen dan ons lichaam prijsgeeft.
Zowel in begeleidings- als in werksituaties speelt het non-verbale een grote rol. Wat deelt iemand mee naast de woorden die hij spreekt?
Na het lezen van dit boek weet je hoe je kunt werken met non-verbale taal, zowel in de begeleiding als gericht op de werksituatie van je klant.
Non-verbale werkvormen in supervisie en coaching is geschreven voor professionele en aankomende supervisoren en coaches.
1 Inleiding: uitgangspunten
2 Non-verbale communicatie binnen de supervisie- en coachingsrelatie
3 Non-verbale communicatie in de werksituatie van de klant
4 Werken met essenties
5 Werken met metaforen
6 Grenzen en het werken met touw
7 Innerlijke dialoog en excentrische positie ruimtelijk neerzetten
8 Specifieke momenten in het begeleidingsproces
9 Oude scènes en hun invloed op denken, voelen en handelen
10 Afbakening
11 Criteria en condities voor het werken met nonverbale en ervaringsgerichte werkvormen
Oefeningen
Ik vind het boek een eye-opener (letterlijk en figuurlijk) voor ervaren supervisoren en coaches. De benadering ondersteunt en verdiept de verbale interacties.
Deze recensie is geschreven door Anneke Heeremans.
Inleiding
Er is de laatste jaren toenemend aandacht voor onthaasting, zelfbewustwording en lichamelijke ervaringen, zoals blijkt uit de hoge vlucht die beïnvloedingsstrategieën als mindfullnes, mentalisation-based treatment, psychomotorische therapie, haptonomie en dergelijke genomen hebben in de gezondheidszorg. Vooral het niet-talige in de expressie en de verwerking van emoties en cognities krijgen daarbij aandacht. In elke begeleidingssituatie komt dat aan de orde; dus ook in supervisie. Dat communicatie voor een aanzienlijk deel om het uitwisselen van non-verbale signalen gaat, is sinds jaar en dag bekend. Toch wordt er hoofdzakelijk geschreven over verbale communicatie in supervisie en coaching.
Rina Sikkema breekt een lans voor het hebben van aandacht voor de, vaak onbewuste, taal van het lichaam van de supervisant of coachee. In het waarnemen en interpreteren van het gedrag van de supervisant en het `uitspelen` van situaties uit de praktijk, is het non-verbale van groot belang. Sikkema haalt haar inspiratie bij de mime- en theaterschool van Jacques Lecoq, waar zij lessen kreeg in het spelen van improvisaties door middel van lichaamstaal. Zij leerde er echt luisteren - niet alleen met de oren maar met alle zintuigen - naar anderen maar vooral naar zichzelf. In haar eigen supervisiepraktijk ging zij aan de slag met de non-verbale en onbewuste leerprocessen van de klant, maar wilde toch een meer wetenschappelijke onderbouwing van de intuïtie van waaruit zij werkt. Deze vond zij in het volgen van een postdoctorale opleiding integratieve bewegingstherapie bij Hilarion Petzold, destijds hoogleraar aan de Faculteit Bewegingswetenschap-
pen van de Vrije Universiteit te Amsterdam. Hier werd de verbinding gelegd tussen de directe lijfelijke ervaring en de analyse daarvan. In Non-verbale werkvormen in supervisie wil de auteur de lezer aan de hand van oefeningen en praktijk-
voorbeelden handvatten aanreiken waarmee het proces van bewustwording en verandering van de klant begeleid kan worden. Haar pretentie hierbij is dat een supervisor na lezing in staat is te werken met non-verbale taal, zowel in de begeleiding als gericht op de werksituatie van de klant.
Inhoud
Het boek bestaat uit elf hoofdstukken, waarvan de meeste zijn gelardeerd met praktijkvoorbeelden, oefeningen en werkvormen. Hoofdstuk 1 behandelt theoretische uitgangspunten voor het werken met non-verbale werkvormen, waarbij vooral uitgegaan wordt van de visie van Petzold. Drie kentheoretische priori`s om onze werkelijkheid in kaart te brengen
(het lichaams-, bewustzijns- en sociale a priori) worden kort aangestipt. De hermeneutische spiraal - een continuüm waarin waarnemen, beseffen, begrijpen en verklaren elkaar voortdurend opvolgen illustreert het proces van waarneming vanuit de
grootste openheid naar een steeds grotere nauwkeurigheid en verdichting en vervolgens weer naar
openheid. De auteur noemt dit ook wel de spiraal van het ervaringsleren. De rol van het onbewuste, de intuïtie en het onbevangen waarnemen binnen de supervisiesituatie worden benadrukt. De supervisor staat open voor de signalen die hij krijgt van de supervisant en de resonanties die dit bij hem oproept. Voorwaarde is dat deze resonantie niet ver-
vormd wordt door oude, onverwerkte situaties en relaties van zichzelf. Het hoofdstuk wordt afgesloten met het bespreken van de competenties waarover een supervisor moet beschikken om professioneel te kunnen werken met non-verbale werkvormen. Hoofdstuk 2 gaat over het hanteren van de lichaamstaal van de klant, het aanpassen van de lichaamstaal van de supervisor daaraan, het verbaal teruggeven van lichaamstaal en het spiegelen en interpreteren ervan. In dat kader worden de statustransacties besproken die zich in iedere begeleidingssituatie voordoen. Hoofdstuk 3 behandelt de non-verbale communicatie in de werksituatie van de klant. Hierin komen het naspelen van de werksituatie in de supervisie en het experimenteren met lichaamstaal en status hierbij aan de orde. Hoofdstuk 4 gaat over het werken met essenties. Een essentie is het terugbrengen van een boodschap in een kernzin met de daarbij horende congruente lichaamstaal. Tevens wordt het creëren van beelden, sculpturen van personen en relaties in een situatie besproken, zowel uitgedrukt in materiaal (zoals klei) als in persoon (zoals een standbeeld). Hoofdstuk 5 behandelt het werken met metaforen: verbaal, motorisch en in materiaal. Het gaat hierbij om het overdragen van betekenissen, elementen en relaties naar een te bewerken fysieke context.
In hoofdstuk 6 wordt het gebruik van touwen als metafoor verder uitgewerkt. Thema`s hierbij zijn grenzen en autonomie. Hoofdstuk 7 bespreekt de innerlijke dialoog en het ruimtelijk neerzetten van een excentrische positie. Innerlijke zelfspraak wordt veruitwendigd door de `stemmen` een ruimtelijke positie te geven (bijvoorbeeld op twee stoelen) en
daardoor fysiek bewerkbaar gemaakt. De supervisant krijgt hiermee tevens de mogelijkheid om letterlijk buiten de situatie te gaan staan en de interactie excentrisch (op metaniveau) te beschouwen.
Hoofdstuk 8 behandelt specifieke momenten in het begeleidingsproces, zoals de start van de begeleiding, evaluaties, enzovoort. Benoemd worden het tekenen of schilderen van een levenspanorama, werkcarrière of supervisieproces als concreet zichtbaar beeld dat tot nieuwe inzichten kan leiden, evenals het gebruiken van een reismetafoor, een geleide fantasie en het uitbeelden van ankermomenten door houding, tekening en verbale uiting daarvan.
Hoofdstuk 9 is gewijd aan oude scènes en hun invloed op denken, voelen en handelen. Het gaat hierbij vooral om het ontwarren van overdracht, het doorbreken van starre reactiepatronen en het loslaten van verinnerlijkte onderdrukking.
In hoofdstuk 10 maakt de auteur haar visie op het onderscheid tussen supervisie en coaching en thera-
pie duidelijk: `Supervisie heeft als doel beter te leren functioneren in de beroepsrol. Therapie is gericht op
beter persoonlijk functioneren in het algemeen of op bepaalde - niet-beroepsgerichte - aspecten van het
leven.` Sikkema bespreekt vervolgens zeer kort de fenomenen overdracht en tegenoverdracht, waarbij
ze stelt: `( ... ) vaktherapeuten en psychotherapeuten die zich bekwaamheden verworven hebben om su-
pervisie of coaching te geven, laten mijns inziens een schat liggen als ze uit angst voor grensoverschrij-
ding oude scènes en overdrachtsfenomenen niet (binnen de aangewezen begrenzing) bewerken.`
Hoofdstuk 11 ten slotte bespreekt criteria en condities voor het werken met non-verbale en ervaringsgerichte werkvormen. Hierin wordt gesteld dat verbaal en non-verbaal bij elkaar horen. Non-verbale en ervaringsgerichte werkvormen worden gerelateerd aan de twee integratiedriehoeken van Siegers, de trits expliciteren, concretiseren en generaliseren en
het tetradische systeem van Petzold: oriëntatiefase, actiefase, integratiefase en heroriëntatiefase. Het
hoofdstuk besluit met het opsommen van de criteria en condities voor het werken met non-verbale werk-
vormen. In een nawoord benadrukt de auteur dat non-verbale en ervaringsgerichte werkvormen ge-
richt zijn op de twee eerste stappen van de hermeneutische spiraal, waarnemen en beseffen: `( ... ) zij
zijn vaak ontleend aan de kunsten en doen een beroep op een open uitwaaierend bewustzijn en zijn
gericht op "awareness". Het begrijpen en verklaren volgen in tweede instantie.`
Commentaar
Het was ontegenzeggelijk nodig dat er een boek kwam over non-verbale werkvormen in supervisie en
coaching. In die zin vult dit werk een leemte. De vele voorbeelden en oefeningen geven een goed beeld van
wat de auteur hieronder verstaat en hoe zij er zelf mee omgaat. De sfeer van het boek is er een van vele
doorkijkjes en inkijkjes in de supervisiepraktijk van de auteur. De opzet is echter wat warrig en de sa-
menhang tussen de verschillende hoofdstukken kon ik vaak niet vinden. Dit brengt me op de uitgangs-
punten die de auteur hanteert als verantwoording voor het werken met non-verbale werkvormen en
lichaamstaal. Zij baseert zich daarbij vooral op een aantal theoretische elementen uit Petzolds integra-
tieve bewegingstherapie, die eerder postulaten zijn dan onderzochte feiten. De argumentatie voor juist
deze keuzes of de toelichting ontbreekt. Zo komen de drie kentheoretische a priori`s uit de
lucht vallen en zijn het in feite de elementen van het biopsychosociaal paradigma van Engel (1982), waar-
bij het juist gaat om de onderlinge verwevenheid van de constituenten van het menselijk gedrag. Wat
we echter met de beschreven a priori`s moeten in het verband met non-verbale werkvormen, wordt niet
duidelijk. Het hele eerste hoofdstuk over uitgangspunten bestaat uit stellingen, meningen of overtuigingen zonder onderling verband of uitwerking. Auteurs die interessant zijn om hierop na te slaan zijn Gendlin (1979), Gerritsen (2005), Leijssen (2001), Mulder (2001), Sommerling (2003), Tamboer (1985) en Veldman (2003).
De twee hoofdstukken over nonverbale communicatie binnen de supervisie- en coachingsrelatie en de werksituatie van de klant vallen bij mij beter in de smaak. Het gaat hierbij om door haar geformuleerde uitgangspunten die helder en consistent - zij het kort en niet theoretisch verantwoord - beschreven worden. Hier krijgt de lezer wat achtergrondinformatie voor de eigen praktijk. Volgende hoofdstukken bevatten een tamelijk willekeurige optelsom van zinvolle bevindingen en aanbevelingen, maar missen onderling verband en verantwoording. Sikkema geeft in hoofdstuk 10 wel aan wat zij het verschil tussen therapie en supervisie vindt, maar lijkt dat verschil in de meeste voorbeelden juist nauwelijks of niet te hanteren. Was de titel van het boek `non-verbale werkvormen in therapie en training` geweest, zou dit wat mij betreft beter passen dan nu. Het lijkt erop dat supervisie, coaching, therapie en training op een hoop gegooid worden. In het bijzonder het duiden, uitwerken en doorwerken van overdrachtsrelaties en de daarbij horende trauma`s, door te focussen op lichaamssensaties, lichaamsbeleving, lichaamstaal en betekenisverlening daaraan, horen mijns inziens niet thuis in de supervisiepraktijk (zie Scheffers, 2005). De pretentie van de auteur dat een supervisor nalezing van dit boek in staat is te werken met non-verbale taal, zowel in de begeleiding als gericht op de werksituatie van de klant, wordt niet waargemaakt. Zelf schrijft ze: `( ... ) pas toen de verschillende ervaringen en vaardigheden die ik had opgedaan in zowel het theatervak als de integratieve bewegingstherapie zodanig in mij geïntegreerd waren, kon ik ermee spelen en "intuïtief" nieuwe vormen en toepassingen binnen de supervisie ontwikkelen` (p. 29).
Het lezen van een boek kan twee meerjarige opleidingen niet evenaren, dunkt me. Sikkema wilde dit boek niet als een receptenboek schrijven; het is het echter wel geworden. Het beschrijven van een werkvorm is niet hetzelfde als het begrijpen ervan of deze te kunnen aanpassen in de altijd andere werkcontext van de lezer, zonder de noodzakelijke basiskennis en ervaring.
Tot besluit
Sikkema schreef een gemakkelijk toegankelijk boek met veel receptuur over het werken met non-verbale werkvormen. Het kan dienen als smaakmaker voor diegenen die overwegen om zich te verdiepen in het werken met lichaamstaal. Dit boek biedt een interessante inkijk in de dagelijkse praktijk van een ervaren supervisor die weet om te gaan met non-verbale werkvormen. Het biedt echter te weinig handvatten en theoretische onderbouwing om er daadwerkelijk en verantwoord mee aan de slag te gaan.
Recensent: Paul Hekking, psycholoog, psychotherapeut en supervisor
In de huidige tijd wordt sterk de nadruk gelegd op zelfsturing. Voor mensen die zich willen ontwikkelen, kan dat niet het hele verhaal zijn. Voor zelfontplooiing heb je de ander nodig. Dit boek gaat over non-verbale expressie en hoe deze kan worden gebruikt in coaching/supervisie om tot een sterker bewustzijn bij cliënt (en begeleider) te komen. Een groot aantal oefeningen en citaten uit reflectieverslagen maakt duidelijk hoe belangrijk het kan zijn nieuwe inzichten `aan den lijve` te ervaren. In de oefeningen worden verschillende manieren besproken om gedragsproblemen (starre reactiepatronen, het moeizaam bewaken van de eigen grenzen) scherper te kunnen zien: rollenspellen, gebruik van materialen, werken met metaforen en dergelijke. De rode draad in het boek is dat leerprocessen slechts ten dele bewust plaats vinden; lichaamstaal en onbewust denken (met verwijzing naar A. Einstein) spelen een grote rol. Het goed geschreven boek is verrijkend voor de inzichten van de coach/begeleider. Met zwart-witfoto`s.
Recensent: G. Kruis
Rina Sikkema volgde de opleiding tot cultureel werker, waarvan zij zelf zegt dat de lessen creatief spel voor haar een ppwindend onderdeel van het lesprogramma vormden. Vervolgens deed zij praktijkervaring op en gaf een aantal jaren les en supervisie aan de Sociale Academie. Op een dag zei ze haar baan vaarwel en vertrok naar Parijs om daar les te krijgen op de beroemde mime- en theaterschool van Jacques Lecoq. Woorden waren hier niet belangrijk, de onderlinge verhoudingen en dynamiek bleken overduidelijk herkenbaar uit de lichaamstaal en de klank van de stem. Rina ging in haar eigen supervisiepraktijk op onderzoek uit wat haar tenslotte naar de Vrije Universiteit bracht waar zij de postdoctorale
opleiding Integratieve Bewegingstherapie onder leiding van Hilarion Petzold volgde, waarbij de verbinding gelegd werd tussen lijfelijke ervaring, emotionele ervaring en rationeel inzicht De naam Petzold wordt in het boek veelvuldig aangehaald. Rina Sikkema
In ‘de taal van het lichaam’ laat Rina Sikkema in 11 hoofdstukken zien hoe zij invloeden en werkvormen uit het theater en de integratieve bewegingstherapie heeft vertaald naar haar eigen begeleidingspraktijk en welke cruciale rol haar leerervaringen daarin gespeeld hebben.Zij gebruikt lichaamstaal voor, naast en voorbij de woorden. Wat is het onderscheid tussen
oude scènes en het heden, de ervaringen van zowel de supervisant als van de supervisor. Naar aanleiding van het ingebrachte werkmateriaal komen naast een korte uitleg over een specifieke theorie, de uitgangspunten van non-verbale communicatie uitgebreid aan bod. Eveneens wordt regelmatig stil gestaan bij de non-verbale signalen in de supervisie relatie.
Veelal komen hier patronen aan het licht die identiek zijn met in (aan?) de praktijksituatie vande klant. De theorieën worden ondersteund met talrijke oefeningen en praktische voorbeelden, illustratief en herkenbaar voor supervisoren.
Sikkema verhaalt over essenties, over werken met metaforen, met status, over grenzen afbakenen aan de hand van het werken met touwen. Ook haalt zij de innerlijke dialoog aan met excentrische posities. Bij het onderwerp grenzen afbakenen gaat zij onder andere uitvoerig in op een oefening waar zij gebruik maakt van het werken met touwen. Een boeiende metafoor om jouw of andermans ruimte heel nauwkeurig te expliciteren met afgebakende grenzen. De touwen laten zien of iemand in een isolement zit, hoe de afgrenzing is en of er contact mogelijk is. Ook kunnen de touwen haarfijn wederzijdse intimiteit, grensoverschrijding of symbiose laten zien. Een oefening die ik in mijn rugzak stop en waar ik zeker mee ga experimenteren. Het boek is met zwart-witfoto`s geïllustreerd en bevat 26 praktijkoefeningen.De oefeningen geven een schat aan informatie die gemakkelijk inzetbaar zijn. Herhaaldelijk wordt verwezen naar het socialisatie proces, de parallel met oude scènes in het oorspronkelijk gezin, de oorspronkelijke omgeving met de verbinding naar het heden.
Duidelijk maakt zij voor de klant waar patronen hun oorsprong vinden wat nieuwe inzichten op kan leveren en hoe deze te doorbreken. Ik persoonlijk maak momenteel de switch naar de focus op de toekomst, naar nieuwe situaties met nieuwe handelingsvaardigheden. Met uiteraard ook korte uitstapjes naar het verleden om situaties te verhelderen. Ik ervaar het enigszins als een gemis dat de schijnwerpers hier niet explicieter op gericht zijn. Maar zo heeft natuurlijk iedere supervisor / coach duidelijk eigen voorkeuren en accenten waar hij of zij de nadruk legt. Dit maakt het aanbod divers en biedt klanten een gerichte keuze. In hoofdstuk 10 wordt de afbakening met supervisie en therapie duidelijk neergezet. Sikkema benoemt hier het verschil tussen integratie op het eerste en het tweede niveau. In therapie wordt langer stil gestaan bij het denken, voelen en handelen, terwijl supervisie een groot appèl doet op beroep, organisatie en functie. In het laatste hoofdstuk worden condities en criteria beschreven voor het werken met non- verbale werkvormen. Goed om hier bij stil te staan om kritisch op een gekozen methodiek in supervisie te reflecteren. Het boek geeft ons een goede kijk op het belang en de toepassing van de vele mogelijkheden van non-verbale werkvormen. Zeker voor beginnende supervisoren en coaches een aanrader om de theoretische kennis uit scholing te vertalen naar lichaamstaal in de begeleiding zelf. Dit biedt handvaten tot verder exploreren, tot dieper inzicht, tot meer resultaat. Het boek biedt ons een scala aan voorbeelden, zodat we lange tijd vooruit kunnen om hier voor ons toepasselijke keuzes uit te maken. Mijn idee is dat gevorderden minder ontdekkingen zullen doen, omdat veel van de beschreven oefeningen al nader verkend zijn in de beroepspraktijk, enerzijds door eigen ervaringen, anderzijds door gedeelde ervaringen met collega’s in bijvoorbeeld intervisie. De ervaren begeleiders hebben immers getrainde oren door jarenlang te kijken, te luisteren, te delen en stil te staan bij wat men ziet, hoort en voelt. Sikkema schrijft: “Je blik trainen, luisteren naar wat je ziet en hoort kun je leren. Je leert dit het beste vanuit een zekere ontspanning. Maak het daarom zowel voor de klant als voor jezelf zo veilig mogelijk,”.
Het boek laat ons ervaren en stil staan bij de rol welke het onderbewuste speelt in creatieve processen van waarnemen, beseffen, begrijpen en verklaren. De mogelijkheid tot intuïtief begrijpen via het lichaam kan op vele manieren gestimuleerd en ontwikkeld worden. Als dat gebeurt kunnen er momenten van rust zijn waarin het verstand vredig zijn werkelijke rol kan
spelen. Alleen dan zullen analyse en discussie hun natuurlijke plaats vinden, aldus Sikkema. Het boek draagt er aan bij dat de lezer zich meer bewust is van de eigen lichaamstaal en deduiding van de lichaamstaal van anderen. Na het lezen weet je hoe je kunt werken met non- verbale taal, zowel in de begeleiding zelf als gericht op de werksituatie van je klant. Het boek
omvat 139 pagina’s en is mede door de duidelijke herkenbaarheid naar de praktijk prettig leesbaar.
Je hebt een zakelijk account nodig om dit product te kunnen bestellen. Je bent nu ingelogd met het e-mailadres: .
Wil je dit e-mailadres gebruiken voor je zakelijk account?
Ander e-mailadres gebruiken voor zakelijk account Huidig e-mailadres gebruiken voor zakelijk account