Bekijk ons hele aanbod
Onderwijs
Gezondheidszorg
Juridisch
Management
Geschiedenis & Filosofie
Dit boek bekritiseert de organisatiekundige en veranderkundige theorievorming en praktijkuitvoering die al decennia lang de aanpassing centraal stelt. Het gaat in tegen de tendens tot doelgerichte aanpassing in hedendaagse benaderingen, zoals zelfsturing, collectieve flow, esthetisering en werkdiscipline (de `nieuwe strengheid`). De schrijver vraagt aandacht voor de organisatiemens als een wezen van verlangen dat fundamenteel onaangepast is. Er is een diepgaand, niet te overbruggen verschil tussen mens en organisatie, met als gevolg een onontkoombaar lijden.
Het boek is bedoeld voor studenten organisatiekunde, veranderkunde, begeleidingskunde, bedrijfskunde, bestuurskunde en organisatiefilosofie, alsook voor in de praktijk werkzame managers, organisatieadviseurs en professionals. Het boek is genomineerd voor de titel boek van het jaar/publieksprijs 2004 van de Orde van Organisatie Adviseurs (OOA).
Inleiding
1. Theorieën van de aanpassing: het gebruik van metaforen
1.1 Praktijkvoorbeelden
1.2 Theorie, enkel organisatiekundige en veranderkundige noties
2. Tegen de aanpassing
2.1 Inleiding
2.2 De drie grondcategorieën van het Lacaniaanse denken
2.3 Tekort, genot en verlangen
2.4 De twee assen van de taal
2.5 De twee assen van de psychoanalyse
2.6 Lacan en het vrouwelijke betoog
2.7 De twee assen van de organisatie
3. De notie van het verborgen lijden in organisatie
3.1 Existentieel lijden
3.2 Transcendent lijden
4. Machinaties, passies en verontrusting
Bijlagen
Literatuur
Een verrassend actueel en goed boek. Langzamerhand gaan we beseffen dat ``dogmatisch wordt vastgehouden aan het idee van organisatie, terwijl organisatieleden reorganisatie, desorganisatie en mismanagement ervaren.`` Dit boek van Coenen is een verademing omdat het taal geeft aan het onbehagen tussen managementtheorieën en de weerbarstige praktijk van alledag die ik zelf ook ervaar. Taal in de zin van een nieuw paradigma om naar organisaties te kijken en te handelen.
In deel 1 gaat hij in op het aanpassen van personen aan de dominante, gegeven organisatiedoelen. De doelen worden niet geproblematiseerd, terwijl een kristisch-reflexieve benadering dit wel zou vragen. De werkelijkheid van alledag is dat er sprake is van lijden in organisaties dat veelal wordt genegeerd in de managementtheorieën.
Deel 2 gaat over de theorie van Lacan en zijn uitgangspunt dat taal bepalend is voor onze waarneming en werkelijkheidsbeleving, maar ook zeer beperkend is. En dat ook de betekenis van taal steeds verandert al naar gelang de context. Hij citeert o.a. Kofman, die zegt dat er ruimte moet zijn om tegen de taal in te spreken: ``Men moet ruimte laten voor het zwijgen van degenen die niet mochten spreken.`` Waarbij de analogie met organisaties wordt hervonden met de conclusie dat er daardoor ook sprake is van verborgen lijden. Het is maar net hoe je kijkt en welke denkkaders je hanteert. Uit onderzoek blijkt ook telkens weer dat managers een positiever beeld hebben over de medewerkers dan vice versa het geval is.
In deel 3 wordt het verborgen lijden verder toegelicht door voorbeelden over verveling, slechte samenwerking, machtsmisbruik, pesterijen, angst of monddood maken. Coenen pleit in zijn boek voor een verruiming van onze denkkaders, vanuit het perspectief van het ontregelende en het verontrustende lijden. Hij geeft voorbeelden om te overleven binnen het calvinistische arbeidsethos door op zoek te gaan naar de slack tussenruimte. Hij pleit voor zelfrealisatie binnen een context in plaats van te streven naar zelfsturing en daarmee aanpassing. De ontwikkeling van kritisch-reflexieve vermogens binnen organisaties zijn daarom cruciaal om te overleven om de verbinding tussen op aanpassing gerichte concepten uit de managementtaal te combineren met ons `gezonde boerenverstand`, waarin we open blijven staan voor datgene wat blijkt te werken en datgene wat niet blijkt te werken. Dit vraagt een open dialoog tussen bestuurder en medewerker of adviseur, coach of gecoachte. Niemand heeft bij voorbaat gelijk. Een mooi voorbeeld is een recent artikel in het blad Management Team over directeuren die geregeld een dag gaan meewerken op de vloer, om zo te ontdekken dat beleid niet altijd goed uitpakt.
Een knap geschreven boek en belangwekkend voor allen die zich als manager, adviseur of coach met organisaties en mensen bezighouden. Het boek nodigt ons uit tot de ontwikkeling van taal voor dit nieuwe paradigma: het is een pleidooi om naast de bestaande managementconcepten en controlemechanismen te zoeken naar gelijkwaardige dialogen en verwondering en zo onze kritische-reflexieve vermogens optimaal te ontwikkelen.
(Ans Tros)
Wat zou er gebeuren als je, als geïnteresseerde lezer op het gebied van organisatie en management, een boek in handen krijgt waarin in één klap korte metten gemaakt wordt met de trends, de hypes, de modes en ander tendentieus geschrijf over organisaties? Bert Coenen doet daar een poging toe door in de vorm van meta-discoursanalyse de wereld van organisaties te beschrijven als een poel van vaak onzichtbaar of (door organisatiekundigen en -adviseurs) verwaarloosd lijden. Op zichzelf is dat, voor de meeste van ons, geen nieuws – wie zich ooit afgevraagd heeft waarom het werk zo leuk en de context zo vervelend is, kan niet anders dan tot de conclusie komen dat ‘werkvreugde’ in onze samenleving voor een groot deel opgeheven wordt door, bijvoorbeeld, de stijgende bureaucratisering, door een woud aan regels en door de toenemend gedeelde ervaring dat ‘organisatie’ vaker tot als voorwaardenscheppend verdedigde uitwassen leidt, dan dat ze de aloude ‘afstemming’ van werk zou bevorderen.
De waarde van het boek zit hem in de insteek die de auteur kiest om, op basis van zijn kennelijk rijke ervaring als coach en consultant, verschillende invalshoeken in de organisatietheorie aan een kritische beschouwing te onderwerpen. Zijn uiteindelijk doel is om aan te tonen dat organisaties, als sociale constructies, bepaald en veranderd worden door de manieren waarop we over ze spreken en schrijven, kortom de talige kant van de organisatieanalyse. Taal, organisatie en adviestaal, de manieren waarop wij met elkaar over organisaties spreken, en dus ook denken en verdere betekenis voorbrengen, staat centraal en dat levert verhelderende doorkijkjes op.
In het eerste deel van het boek worden zowel de traditionele benaderingen als de ‘postmoderne’ theorieën geanalyseerd in termen van ‘aanpassing’ via metaforische vertogen. Waar de eerste traditie er vooral op gericht zou zijn om mensen aan de organisatie aan te passen, zouden de tweede er meer op gericht zijn het omgekeerde te doen. Dat is een interessant uitgangspunt nu organisatieverandering zo in het brandpunt van de belangstelling staat. De auteur beschrijft overtuigend hoe ook het kritische vertoog er uiteindelijk slechts in slaagt om een opstapje te bieden naar een definitief kritische benadering van organisatie en management. Om dat opstapje van een vervolg te voorzien, leent hij, in het tweede deel van het boek, inzicht uit de linguïstiek en de psychoanalyse aan de hand van het denken van Lacan. Mede geïllustreerd door het onderscheid tussen ‘vrouwelijke’ vertogen en verkenningen (Irigaray), komt Coenen uit bij de waarde die het onderscheid tussen metafoor en metonymie heeft voor vertogen over organisatie en bij de existentiële categorieën tekort, genot en verlangen. Het zal niet verbazen dat metafoor, verdichting, de onderliggende imperatief van aanpassing naar voren komt als kenmerkend voor het beheersingsdenken. Metonymie, veranderings-gerichtheid op een manier waarin ontwikkeling (en dus het onverwachte, creativiteit, etc.) ruimte krijgt, vormt de ander poot. Tekort en genot krijgen daarin eveneens een plaats met als tegenhanger het meer on-bestemde ‘verlangen’.
Dit alles vormt de opstap om in het derde gedeelte van het boek het Lijden uit te werken. Het Lijden komt niet alleen naar voren in voorbeelden van zowel de werkvloer als het management, maar ook als categorie die feitelijk door het beheersingsdenken als uit te bannen wordt voorgesteld, terwijl zij een aantal aspecten heeft, die bij het leven, de menselijke ontwikkeling horen en daardoor onlosmakelijk ook met organisatie verbonden zijn. Saillant in dit gedeelte is de beschrijving van het Lijden via slack, ledigheid – door organisatie uitgebannen, mede via het calvinistische nutsdenken. Slack heeft betrekking op de tussenruimte tussen arbeid, of inspanning en het niets-doen en is tegelijk de voorwaarde voor overpeinzing, reflectie en dus voor kritische beschouwing en creatief denken. In het vierde deel van het boek worden de lijnen van het betoog met elkaar verbonden in een kritiek op het oplossingsgerichte denken door Lijden en het streven naar Geluk als complementair te zien. Gelukkig constateert de auteur dat het hem er niet om te doen is een volgende ‘oplossing’ aan te dragen. In feite sluit hij zich aan bij de kritische (postmoderne) denkers, zij het dat zijn bijdrage erop gericht is om meer
Inspiratie te ontlenen aan gebieden als poëzie en literatuur, omdat daarin de onontkoombaar menselijke behoefte aan geluk nog veel duidelijker worden dan in de managementliteratuur: het verlangen als de erkenning van ‘de onmogelijkheid van een blijvend genot’ (p.143), waardoor een meer reflexief-kritische benadering de ruimte zou krijgen.
Daarmee maakt Coenen zijn pretentie voor een belangrijk gedeelte waar. Zijn boek biedt een aangename leeservaring, zij het dat het de lezer achterlaat met een gevoel van onevenwichtigheid voor wat de uitwerking betreft van de gebruikte theorieën en voorbeelden. De samenvattingen van traditionele managementtheorie in het eerste deel bieden weliswaar een geheugensteuntje voor wie Mintzberg en Morgan al wat langer geleden tot zich heeft genomen; de behandeling van Lacan, Irigaray, Kristeva en
De Saussure en Jacobson zijn zo ‘dicht’ dat je zou wensen dat beschrijving en analyse wat helderder van elkaar werden onderscheiden. De praktijkvoorbeelden in het boek laten weliswaar een reflectieve geest vermoeden, maar dienen uiteindelijk te rechtstreeks het doel om het verborgen Lijden te ont-dekken. Het vormt daarmee opnieuw een opstap voor het kritisch doordenken van organisatie, maar laat een gevoel van willekeurigheid achter over de mogelijke ingangen die er te vinden zijn om dat te doen.
(Ida Sabelis Taal, organisatie en adviestaal)
Je hebt een zakelijk account nodig om dit product te kunnen bestellen. Je bent nu ingelogd met het e-mailadres: .
Wil je dit e-mailadres gebruiken voor je zakelijk account?
Ander e-mailadres gebruiken voor zakelijk account Huidig e-mailadres gebruiken voor zakelijk account